What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
2H1 maandag 24 oktober
Welkom!
Welkom 2H1!
1 / 44
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
This lesson contains
44 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Welkom!
Welkom 2H1!
Slide 1 - Slide
Programma van de les 2H1
maandag 24 oktober 2022
Programma:
Aftrap
Aanwezigheid
Naamwoordelijk gezegde ( blz 58)
Aan de slag
Afsluiting
Doel van de les:
Ik kan het naamwoordelijk gezegde in een zin vinden.
Slide 2 - Slide
Allereerst...
Is iedereen aanwezig?
Slide 3 - Slide
Afspraken
Lesboek, schrift en leesboek altijd mee
Stilte tijdens instructie en vragen
Rustige leeromgeving
Afspraak niet nakomen = sanctie
Slide 4 - Slide
Grammatica
Hoofdstuk 2
Bladzijde 58 en 59
Slide 5 - Slide
Hoofdstuk 2
Slide 6 - Slide
Doel
Je leert wat een naamwoordelijk gezegde is.
Slide 7 - Slide
Naamwoordelijk gezegde
In het Nederlands heb je twee soorten zinnen.
Zinnen waarin iemand iets
doet
.
Zinnen waarin iemand iets
is
.
Slide 8 - Slide
werkwoordelijk gezegde
<->
naamwoordelijk gezegde
In het Nederlands heb je twee soorten zinnen.
Zinnen waarin iemand iets
doet
. = werkwoordelijk gezegde
Zinnen waarin iemand iets
is
. = naamwoordelijk gezegde
Slide 9 - Slide
werkwoordelijk gezegde
<->
naamwoordelijk gezegde
In het Nederlands heb je twee soorten zinnen.
Zinnen waarin iemand iets
doet
. = Ik geef les.
Zinnen waarin iemand iets
is
. = ik ben docent.
Slide 10 - Slide
naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?
Katrien is moe.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde
Slide 11 - Quiz
naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?
Ze heeft hard gewerkt.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde
Slide 12 - Quiz
naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?
Zij wil gaan slapen.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde
Slide 13 - Quiz
naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?
Zij dacht aan haar grote zachte bed met haar warme deken en haar grote hoeveelheid knuffels.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde
Slide 14 - Quiz
naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?
Later wordt Katrien slaapspecialist.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde
Slide 15 - Quiz
WG NG
- DOE-zin
- Actie/handeling
- het OW
DOET
iets
- alleen maar werkwoorden
- er kan een LV in staan
- ZIJN-zin
- een vorm van zijn (KWW)
- Het OW
IS
iets
- bestaat uit werkwoorden
én naamwoorden (ZN of BN
--> eigenschap/kenmerk
van het OW)
- bevat nooit een LV
Slide 16 - Slide
Naamwoordelijk gezegde
De leerling /
is
boos geworden.
ow: de leerling
ng: is [boos] geworden
Het
naamwoordelijk gezegde
koppelt een eigenschap aan het onderwerp.
die eigenschap is het
naamwoordelijk deel
van het gezegde.
Slide 17 - Slide
Ontleden in de vaste volgorde
Zoek de PV
OW
WG of NG
LV
MV
BWB
Slide 18 - Slide
De leerling is boos geworden.
Wat is de PV?
A
de leerling
B
is
C
boos
D
geworden
Slide 19 - Quiz
De leerling is boos geworden.
Wat is het OW?
A
De leerling
B
is
C
boos
D
geworden
Slide 20 - Quiz
De leerling is boos geworden.
Doet de leerling iets, of is de leerling iets?
A
doet iets!
B
nee, is iets!
Slide 21 - Quiz
De leerling is boos geworden.
Wat is het werkwoordelijk deel?
A
is
B
is boos
C
geworden
D
is geworden
Slide 22 - Quiz
De leerling is boos geworden.
Wat is het naamwoordelijk deel?
A
is boos
B
is boos geworden
C
boos
D
is geworden
Slide 23 - Quiz
De leerling is boos geworden.
Wat is het NG?
A
[boos] geworden
B
is [boos]
C
[is] geworden
D
is [boos] geworden
Slide 24 - Quiz
werkwoordelijk gezegde
<->
naamwoordelijk gezegde
Je moet bij
elke
zin kiezen tussen een naamwoordelijk gezegde OF een werkwoordelijk gezegde.
Ze zitten nooit allebei in de zin.
Werkwoordelijk gezegde:
het onderwerp
doet
iets --> alle werkwoorden in de zin .
Naamwoordelijk gezegde:
het onderwerp
is
iets --> alle werkwoorden + naamwoorden (ZN of BN)
Slide 25 - Slide
Voor veel leerlingen blijft grammatica een moeilijk onderdeel.
Wat is de PV?
A
voor veel leerlingen
B
blijft
C
grammatica
D
een moeilijk onderdeel.
Slide 26 - Quiz
Voor veel leerlingen blijft grammatica een moeilijk onderdeel.
Wat is het OW?
A
voor veel leerlingen
B
blijft
C
grammatica
D
een moeilijk onderdeel.
Slide 27 - Quiz
Voor veel leerlingen blijft grammatica een moeilijk onderdeel.
werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde?
A
werkwoordelijk
B
nee, naamwoordelijk!
Slide 28 - Quiz
Voor veel leerlingen blijft grammatica een moeilijk onderdeel.
Wat is het naamwoordelijk gezegde?
A
blijft
B
blijft [een moeilijk onderdeel voor veel leerlingen]
C
blijft [voor veel leerlingen]
D
blijft [een moeilijk onderdeel]
Slide 29 - Quiz
koppelwerkwoorden (1/2)
Koppelwerkwoorden:
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen
(heten, dunken, voorkomen)
Als je deze uit je hoofd leert, kan het makkelijker worden om het naamwoordelijk gezegde te herkennen.
Slide 30 - Slide
koppelwerkwoorden (2/2)
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen
Bij zinnen met een naamwoordelijk gezegde kun je de koppelwerkwoorden met elkaar verruilen.
Ik ben docent.
Ik word docent.
Ik blijf docent.
Ik blijk docent.
Ik lijk docent.
etc..
Slide 31 - Slide
Naamwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp
Een naamwoordelijk gezegde heeft
nooit
een lijdend voorwerp!
Kijk maar:
Ik /
eet
/ een mandarijn. Ik / ben een mandarijn.
ow: ik ow: ik
wg: eet ng: ben [een mandarijn]
lv: een mandarijn lv: -
Slide 32 - Slide
naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?
Die ijverige Hendrik bleek de beste van de klas met wiskunde.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde.
Slide 33 - Quiz
Noteer het NG van de zin
Die ijverige Hendrik bleek de beste van de klas met wiskunde.
Slide 34 - Open question
naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?
Sophie bleef na de les nog even zitten.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde.
Slide 35 - Quiz
Noteer het WG van de zin
'Sophie bleef na de les nog even zitten.'
Slide 36 - Open question
LAATSTE
naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?
De moestuin is een grote puinhoop geworden.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde.
Slide 37 - Quiz
Noteer het NG van de zin
'De moestuin is een grote puinhoop geworden.'
Slide 38 - Open question
Ik ken het verschil tussen een DOE-zin en een ZIJN-zin.
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 39 - Poll
Ik ken het verschil tussen een WG en een NG.
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 40 - Poll
Ik kan een NG herkennen in een zin.
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 41 - Poll
Ik kan zelf een zin met een NG bedenken.
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 42 - Poll
Huiswwerk
Hoofdstuk 2
Bladzijde 59
Opdracht 1,2,3 en 4
Slide 43 - Slide
Einde les
Slide 44 - Slide
More lessons like this
Naamwoordelijk en werkwoordelijk gezegde
18 days ago
- Lesson with
28 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1-3
H.2 Naamwoordelijk gezegde
October 2023
- Lesson with
28 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1-3
Naamwoordelijk gezegde
March 2023
- Lesson with
33 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
Naamwoordelijk gezegde
September 2022
- Lesson with
37 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1-3
H.2 Naamwoordelijk gezegde
October 2022
- Lesson with
37 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1-3
Naamwoordelijk en werkwoordelijk gezegde
18 days ago
- Lesson with
28 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1-3
H.2 Naamwoordelijk gezegde
April 2023
- Lesson with
41 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1-3
Havo 2 Naamwoordelijk gezegde
February 2022
- Lesson with
36 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1-3