Hoeveel vierkante meter trein werd er vorig jaar ondergespoten?
A
142.000 vierkante meter
B
160.000 vierkante meter
C
50.000 vierkante meter
D
250.000 vierkante meter
1 / 25
next
Slide 1: Quiz
This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes.
Items in this lesson
Hoeveel vierkante meter trein werd er vorig jaar ondergespoten?
A
142.000 vierkante meter
B
160.000 vierkante meter
C
50.000 vierkante meter
D
250.000 vierkante meter
Slide 1 - Quiz
Waarom zijn de graffiti spuiters vaker ’s nachts actief?
A
Omdat het dan donker is en niemand ze ziet.
B
Dan staan de treinen geparkeerd op speciale terreinen.
C
Dan droogt de graffiti sneller op.
D
Graffiti spuiters leven alleen 's nachts.
Slide 2 - Quiz
Waar zorgt graffiti nog meer voor? Naast de hoge kosten.
A
Mensen voelen zich minder veilig in de trein.
B
Mensen worden ziek van de stoffen dat het graffiti uitstoot.
C
Het ziet er lelijk uit.
D
Het zorgt voor hinder voor reizigers.
Slide 3 - Quiz
Met welke nieuwe maatregelen komt de NS?
A
Speciale hekken, camera’s, sensoren en drones.
B
Hou de 1,5 meter maatregel aan.
C
Levenslange gevangenisstraf.
D
De treinen naar een andere loctie sturen.
Slide 4 - Quiz
De NS heeft ook een speciale graffiti-app. Waarvoor is die app gemaakt?
A
Je kunt hier speciale graffiti spuitbussen kopen.
B
Je kunt contact zoeken met graffiti spuiters.
C
Dan kunnen mensen een melding doen als ze nieuwe graffiti zien.
D
Ze kunnen kunstwerken van graffiti bekijken.
Slide 5 - Quiz
In welk jaar haalde een ondergespoten trein het nieuws?
A
In oktober 2009.
B
In november 2009.
C
In juli 1990.
D
In januari 2020.
Slide 6 - Quiz
Is graffiti spuiten overal verboden?
A
Nee, dit verschilt per gemeente.
B
Nee, dit mag wel in Almere en Groningen.
C
Nee, dit mag wel in het zuiden van Nederland.
D
Ja, dit mag nergens ter wereld.
Slide 7 - Quiz
Welk dialect wordt het meest gesproken in Nederland?
A
Fries.
B
Hollands en Brabants.
C
Amsterdams.
D
Vlaams.
Slide 8 - Quiz
Wat is de definitie van moedertaal?
A
De taal in een bepaald land.
B
De taal die je moeder spreekt.
C
Dat is de taal van het land waar je bent geboren.
D
De taal die niemand kan verstaan.
Slide 9 - Quiz
Welk leenwoord staat in de tekst?
A
Camera.
B
Garage.
C
Paraplu.
D
Portomonnee.
Slide 10 - Quiz
Noem een voegwoord uit zin 17 t/m 19.
A
Wanneer.
B
Als.
C
Doordat.
D
Daarom.
Slide 11 - Quiz
Welke 2 verwijswoorden kun je vinden onder het kopje “Graffiti app”?
A
Deze en die.
B
Dit en dat.
C
Daarin en dat.
D
Wat en daarin.
Slide 12 - Quiz
Noem 2 signaalwoorden welke benoemd worden onder het kopje “Beklad”?
A
Ten eerste en ten tweede.
B
Want en bovendien.
C
Bovendien en daarnaast.
D
Ook en verder.
Slide 13 - Quiz
Wat voor soort tekstverband geeft het woord “bovendien” aan in regel 14?
A
Tegenstellend.
B
Chronologisch.
C
Oorzakelijk.
D
Opsommend.
Slide 14 - Quiz
Waar verwijst het woord “Dat” naar in regel 29?
A
Het logo van de NS.
B
Een ‘tag’ die een graffitispuiter achterlaat.
C
De databank.
D
De trein met graffiti erop.
Slide 15 - Quiz
Wat is de kernzin van Alinea 3?
Slide 16 - Open question
Wat is het deelonderwerp van Alinea 4?
Slide 17 - Open question
Waarom heeft de schrijver deze tekst geschreven?
Slide 18 - Open question
Leg het begrip “Vandalisme” uit.
Slide 19 - Open question
Wat zouden goede maatregelen kunnen zijn om graffiti spuiten tegen te gaan?
Slide 20 - Open question
In de tekst staat “Vaak laat een graffiti spuiter een ‘tag’ achter”. Beschrijf in je eigen woorden wat een ‘tag’ is.
Slide 21 - Open question
Waarom lukt het de mensen toch om bij de treinen te komen?
Slide 22 - Open question
“Sommige mensen zien graffiti als een vorm van kunst, maar daar heeft de NS geen boodschap aan”. Wat bedoeld de schrijver met “daar heeft de NS geen boodschap aan”?.
Slide 23 - Open question
“De verf die onder de graffiti zit, moet hersteld worden”. Wanneer schrijf je herstelt of hersteld?