Het naamwoordelijk deel bevat een zelfstandig of bijvoeglijk naamwoord dat een eigenschap van het onderwerp geeft.
Het koppelwerkwoord koppelt het onderwerp aan het naamwoordelijk deel
Slide 11 - Slide
Naamwoordelijk gezegde
Zo vind je het naamwoordelijk gezegde:
Stel vast of het onderwerp iets doet of iets is.
Als het onderwerp iets is, stel je de vraag: Wat + persoonsvorm + onderwerp + overige werkwoorden? Het antwoord op die vraag is het naamwoordelijk deel.
Noteer het naamwoordelijk gezegde: pv + nw.deel + overige werkwoorden.
Robs jongere zus / blijkt / een goede volleybalster / te zijn.
'Robs jongere zus' is iets, namelijk 'een goede volleybalster'.
Vraag: Wat blijkt Robs jongere zus te zijn? Antwoord: een goede volleybalster
Naamwoordelijk gezegde = blijkt een goede volleybalster te zijn
Slide 12 - Slide
Werken aan de opdracht
Wat? Opdracht 10 op bladzijde 103
Hoe? Zelfstandig en stil
Tijd? 10 minuten
Vragen? Steek je hand op en ik kom bij je langs
Klaar? Lees verder in je leesboek of maak ander huiswerk