P4 - lesweek 1 (les 1 en 2)

Willkommen bei Deutsch!
1 / 39
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Willkommen bei Deutsch!

Slide 1 - Slide

Die Planung
die erste Unterrichtsstunde

  • Grammatik C
  • Plauderecke C
die zweite Unterrichtsstunde

  • Lesen 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Kenmerken sterke werkwoorden:

- een klinkerverandering in de verleden tijd
 - het voltooid deelwoord eindigt op -en

lopen - liep -gelopen


Slide 4 - Slide

Klinkerverandering sterke werkwoorden met a en e in de stam:
Alleen bij: du,er/sie/es 
a -> ä
korte e -> i 
lange e -> ie


Slide 5 - Slide

Voorbeeld sterk ww met "a" in de stam
fahren       
Ich fahre
du fährst
er/sie/es fährt
wir fahren
ihr fahrt
sie/Sie fahren

Slide 6 - Slide

Sterke werkwoorden met e in stam t.t.


helfen


sehen


geben


nehmen
ich
helf - e
seh - e
geb - e
nehm - e
du
hilf - st
sieh - st 
gib- st
nimm - st
er/sie/es
hilf - t
sieh - t
gib - t
nimm - t
wir
helf - en
seh - en
geb - en
nehm - en
ihr
helf - t
seh - t 
geb - t
nehm - t
sie/Sie
helf - en
seh - en
geb - en
nehm - en
geholfen
gesehen
gegeben
genommen

Slide 7 - Slide

Er zijn geen regels zonder uitzonderingen:
gehen, stehen -> sterk, maar geen klinkerverandering
                                    (du gehst, er/sie/es geht, du stehst, er/sie/es steht)

nehmen, geben -> sterk, maar lange e wordt i
                                    (du nimmst, er/sie/es nimmt, du gibst, er/sie/es gibt)

Slide 8 - Slide

Probeer nu eens zelf
de juiste vorm
van het werkwoord te vinden

Slide 9 - Slide

Du ... (helfen) deiner Schwester mit den Hausaufgaben.

Slide 10 - Open question

Mutter ... (sehen = zien) die Show im Fernsehen.

Slide 11 - Open question

Er ... (nehmen) einen Apfel aus dem Korb.

Slide 12 - Open question

Du ... (stehen) hier genau im Weg, kannst du bitte zur Seite gehen?

Slide 13 - Open question

Een voltooid deelwoord van een zwak werkwoord ken je al en wordt meestal zo gevormd:

ge - stam - t
kochen (= koken) -> ge - koch - t        gekocht
kaufen (= kopen) -> ge - kauf - t          gekauft

Bij stam op een d of t komt een extra -e
arbeiten  -->  ge arbeit - et           gearbeitet

Slide 14 - Slide

Voltooid deelwoord sterk werkwoord
Dit voltooid deelwoord wordt meestal zo gevormd:
ge - stam - en
laufen (= lopen) -> gelaufen
fahren (= rijden) -> gefahren

Achterin je werkboek op bladzijde 157 staat de complete lijst met sterke werkwoorden op alfabetische volgorde! 

Slide 15 - Slide

Hast du Mark ...... (sehen)?

Slide 16 - Open question

Lara hat die Zeitung ........(lesen)

Slide 17 - Open question

Plauderecke C

Slide 18 - Slide

Plauderecke C

Höre dir die Fragen und Antworten an. Lies mit.

Slide 19 - Slide

Wegbeschreibung

Slide 20 - Slide

Wegbeschreibung

Slide 21 - Mind map

nach links
nach rechts
geradeaus
bei der Ampel
der Kreisverkehr
die Ecke
die Straße
gegenüber
die erste Staße
die zweite Straße
Sie laufen
u loopt
de tweede straat
de eerste straat
tegenover
de straat
de hoek
de rotonde
bij het stoplicht
rechtdoor
naar rechts
naar links

Slide 22 - Drag question

Biegen Sie links ab.
Gehen Sie über den Platz.
Überqueren Sie an der Ampel.
Überqueren Sie die Brücke.

Slide 23 - Drag question

Sie gehen geradeaus.
Gehen Sie an die Kirche vorbei.
Nehmen Sie die zweite Straße links.
Gehen Sie die Hügel hinauf.

Slide 24 - Drag question

Je begint bij de pijl.
Gehen Sie rechts in die Paulinenstraße. Gehen Sie bis zur
nächsten Straße und biegen Sie rechts in die Bruchstraße.
Dann gehen Sie über die Brücke bis zum
Marktplatz. Dort gehen Sie links in die Lange Straße. Da ist die .........

Slide 25 - Open question

Hausaufgaben:

Mache: Paragraf C
Lerne: Grammatik C

Slide 26 - Slide

Willkommen bei Deutsch!

Slide 27 - Slide

Die Planung
die erste Unterrichtsstunde

  • Grammatik C
  • Plauderecke C
die zweite Unterrichtsstunde

  • Lesen 

Slide 28 - Slide

Welche Stadt hast du schon mal besucht und  was hast du da gemacht?
Meine Stadt

Slide 29 - Mind map



Höre dir den Text an und Lies mit. Mache danach die Aufgaben.

Slide 30 - Slide

Lies den Text und beantworte die Fragen.
Richtig oder falsch?
falsch
richtig
Ze willen in Duitsland blijven.
Hij woont in Krefeld.
Hij gaat met 2 vrienden.
Ze gaan met z'n drieën
Hij wil een stedentrip van een week maken.
Hij is tussen de 16 en 18 jaar oud.

Slide 31 - Drag question

Welche Aussage passt zu welcher Stadt?
Leuke winkeltjes
Hier is voor iedereen iets.
Hier is je verbijf niet duur.
Hier zijn veel jonge mensen.
Deze stad ligt prachtig aan de Middelandse zee.
Veel mensen vinden dit de mooiste stad van de wereld.
London
Praag
Barcelona
Hamburg
Amsterdam

Slide 32 - Drag question

Wat wordt er verteld over de
haven van Hamburg?

Slide 33 - Open question

Welke twee tips geeft Trishaaa aan Thomas?
1 .....
2 ....

Slide 34 - Open question


Hoe moet Thomas naar Amsterdam komen
volgens Zargon? Beschrijf zijn reis.

Slide 35 - Open question


Was bedeutet das fett gedruckte Wort? Zieh auf die richtigen Felder.
Wir haben ein Haus in London gemietet.
Wenn du bald buchst, gibt es Frühbucherrabatt.
Es gibt alleine deswegen, schon viel zu sehen in Hamburg.
Prag hat den Vorteil, dass die Unterkunftskosten niedrig sind.
Ihr müsst außerdem unbedingt den berühmten park 'Parc Güell' besuchen.
Nicht umsonst wird Hamburg als die schönste Stadt der Welt bezeichnet.
voor niets
gehuurd
bovendien
daarom
vroegboekkorting
laag

Slide 36 - Drag question

Welche der im Text genannten Städte möchtest du am liebsten besuchen? Warum?Lade auch ein Foto davon hoch.

Slide 37 - Open question

Kapitel 6

Mache Paragraf D online.

Slide 38 - Slide

Hausaufgaben:

Mache: Paragraf D
Lerne: Wörterliste A und B (n-d/d-n)

Slide 39 - Slide