Th4 voeding en vertering, B2: Voedingsmiddelen en voedingsstoffen

Thema 4
Voeding en vertering
1 / 28
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Thema 4
Voeding en vertering

Slide 1 - Slide

B2: Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
Th4: Voeding en vertering

Slide 2 - Slide

Doelstelling
  • Ik kan aangeven of het om voedingsmiddelen of voedingsstoffen gaat.
  • Ik kan uitleggen welke indicator zetmeel kan aantonen
  • Ik kan uitleggen welke 6 voedingsstoffen er zijn​
  • Ik kan uitleggen waar we deze voedingsstoffen voor gebruiken 

Slide 3 - Slide

Wat is het verschil tussen een voedingsmiddel en een voedingsstof?

Slide 4 - Mind map

Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
  • Voedingsmiddelen: alle producten die je eet of drinkt
  • Voedingsstoffen: de stoffen in voedingsmiddelen die het lichaam opneemt

Slide 5 - Slide

Voedingsmiddelen
Alle producten die je eet en drinkt noem je voedingsmiddelen.

Twee varianten:
  • Plantaardig 
  • Dierlijk

Slide 6 - Slide

Plantaardige voedingsmiddelen
alles van planten
Dierlijke voedingsmiddelen
alles van dieren

Slide 7 - Slide

Zet in de juiste kolom
Banaan
Brood
Cherrytomaten
Ei
Kaas
Melk
Roomboter

Suiker
Varkensvlees
Zalm
Zilvervliesrijst
Zonnebloemolie 

Slide 8 - Slide

Voedingsstoffen
  • Bouwstoffen: nodig voor de vorming van cellen enweefsels
  • Brandstoffen: Leveren energie voor beweging, het op peil houden van de lichaamstemperatuur, groei, ontwikkeling en herstel
  • Reservestoffen: stoffen die zijn opgeslagen in het lichaam
  • Beschermende stoffen: stoffen die ervoor zorgen dat je niet ziek wordt.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Voedingsvezel
Belangrijk voor de darmpersistaltiek
Krijg te te weinig vezels binnen dan kun je moeilijker poepen (kans op aambeien!!)

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Eiwitten:
  • Bouwstoffen en Brandstoffen
  • Eiwitten kunnen niet als reservestof dienen, heb je teveel dan plas je dat uit in de vorm van ureum!
  • Kwark bevat veel eiwit

Slide 13 - Slide

Koolhydraten:
  • Brandstof, bouwstof, reservestof
  • vb.: glucose, suikers, zetmeel
  • Deel van de koolhydraten wordt omgezet in glycogeen (opslag in lever en spieren)
  • Een teveel aan opgenomen koolhydraten wordt omgezet in  vet en opgelsagen

Slide 14 - Slide

Vetten:
  • Bouwstoffen, Brandstoffen en reserve stoffen
  • Een teveel wordt opgeslagen
  • Een teveel aan verzadigde vetten kan leiden tot hart- en vaat ziekten

Slide 15 - Slide

Water:
  • Bouwstoffen
  • Belangrijk bij vervoer van stoffen in het lichaam

Slide 16 - Slide

Mineralen:
  • Bouwstoffen en beschermende stof
  • vb: calcium (beenderen), ijzer (hemoglobine in het bloed)

Slide 17 - Slide

Vitamines:
  • Bouwstoffen en beschermende stoffen
  • Worden aangegeven met een letter (vit A, vit B, enz)

Slide 18 - Slide

Opdracht 9

Slide 19 - Slide

Opdracht 10

Slide 20 - Slide

Test jezelf
Ja: Gaan staan
Nee: gaan zitten
Geen idee: Hand opsteken

Slide 21 - Slide

Huiswerk en multi!
Huiswerk opdracht 11 en 12

Multi nakijken opdracht 11 en 12

Volgende les practicum 14

Slide 22 - Slide

Koolhydraten zijn:
A
Voedingsmiddelen
B
Voedingsstoffen

Slide 23 - Quiz

Welke 3 groepen gebruik je als brandstof?
A
Mineralen/Water/Vetten
B
Vetten/Koolhydraten/Water
C
Koolhydraten/Water/Eiwitten
D
Vetten/Koolhydraten/Eiwitten

Slide 24 - Quiz

Welke voedingsmiddelen horen bij de brandstoffen?
A
Eiwitten en koolhydraten
B
Eiwitten, koolhydraten en vetten
C
Eiwitten, koolhydraten, vetten en water
D
Eiwitten, koolhydraten, vetten, water, mineralen en vitamines

Slide 25 - Quiz

Is voedingsvezel een voedingsstof?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quiz

In je voeding zit voedingsvezel.

In welke voedingsmiddelen zit voedingsvezel?

A
In dierlijk voedsel
B
In plantaardig voedsel
C
In beide

Slide 27 - Quiz

1. Vegetarisch schnitzel bevat mineralen.
Welke 2 mineralen bevat vegetarische schnitzel?

A
calcium en ijzer
B
calcium en voedingsvezel
C
ijzer en voedingsvezel

Slide 28 - Quiz