This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
Zo verdient Nederland geld aan wederuitvoer.
A
Producten uit China worden verkocht in Nederland.
B
Wij verkopen zelf gemaakte producten aan het buitenland.
C
Ingevoerde telefoons uit China worden doorverkocht aan Duitsland.
Slide 1 - Quiz
Maatregelen om de productie en werkgelegenheid bij bedrijven in het eigen land te beschermen tegen concurrentie uit andere landen.
De overheid geeft subsidie aan exporterende bedrijven, waardoor die hun producten goedkoper aan het buitenland kunnen verkopen.
Importheffingen, douanerechten. Belasting op ingevoerde producten.
Protectiemaatregelen.
Exportsubsidie
Invoerrechten
Slide 2 - Drag question
Wat zijn de 3 belangrijkste taken van De Europese Centrale Bank?
Slide 3 - Open question
Wat is het percentage van ons nationaal inkomen dat we verdienen met export?
A
Importquote
B
Open economie
C
Contigentering
D
Exportquote
Slide 4 - Quiz
Een ander woord voor doorvoerhandel is ...
A
wederinvoer
B
invoer
C
wederuitvoer
D
uitvoer
Slide 5 - Quiz
De Europese Unie treft verschillende maatregelen om hun bedrijven te beschermen. Noem 2 van die maatregelen.
Slide 6 - Open question
Welke zin geeft de kenmerken van een open economie?
A
Het land heeft een lage importquote en een lage exportquote.
B
Het land heeft weinig last van economische problemen in andere landen.
C
Het land voert in om te exporteren.
D
Het land voert veel goederen in en voert veel goederen uit.
Slide 7 - Quiz
Er zijn verschillende redenen waarom we goederen importeren. Hieronder staan een aantal goederen en een aantal redenen waarom we goederen importeren. Welke combinatie is juist?
A
Buitenlandse producten zijn van betere kwaliteit of goedkoper > goud.
B
Bepaalde grondstoffen hebben we in Nederland niet > kleding.
C
Ons klimaat is niet geschikt om bepaalde producten te verbouwen > meloenen.
Slide 8 - Quiz
Nederland importeert fors meer tweedehands auto's. Nederland ontdekt massaal de tweedehands auto uit het buitenland, met name Duitsland. Vorig jaar werden 150.000 tweedehands auto's geïmporteerd, een stijging van 30% ten opzichte van het jaar ervoor. Dat blijkt uit cijfers van branchevereniging Bovag. Het gaat hier over:
A
Vrijheid van diensten
B
Vrijheid van goederen
C
Vrijheid van kapitaal
D
Vrijheid van personen
Slide 9 - Quiz
Wat is een sterke internationale concurrentiepositie?
Slide 10 - Open question
De volgende zinnen gaan over de EMU. Welke is juist?
A
Alle lidstaten van de EU behoren tot de EMU.
B
Binnen de eurozone kun je met één valuta betalen.
C
De Europese Centrale Bank is de bank voor alle landen binnen de EU.
D
De Europese Centrale Bank moet zorgen voor een lage rente.
Slide 11 - Quiz
Om tot de eurozone toegelaten te worden, mag de staatsschuld van een land niet hoger zijn dan 60% van het bruto binnenlands product. Nederland heeft een bbp van € 678 miljard. Bereken de staatsschuld (€ 480 mld) als percentage van het bbp.
A
staatsschuld is 141% van BBP
B
staatsschuld is 71% van BBP
C
staatsschuld is € 480 mld
D
staatsschuld is € 198 mld
Slide 12 - Quiz
Andere benamingen voor het begrip protectiemaatregel zijn:
A
handelsbarrière en importheffing
B
importquota en handelsbelemmering
C
handelsbarrière en contingentering
D
handelsbarrière en handelsbelemmering
Slide 13 - Quiz
Hieronder staan een aantal protectiemaatregelen en de bijbehorende beschrijvingen. Welke combinatie is juist?
A
Bepaalde goederen mogen niet ingevoerd worden > exportsubsidie.
B
Belasting op ingevoerde producten > importheffing.
C
Subsidie om goederen goedkoper in het buitenland te verkopen > quota.
D
Er mag een bepaald aantal producten ingevoerd worden > importverbod.
Slide 14 - Quiz
De WTO is een organisatie die probeert om vrijhandel in de wereld te stimuleren. Met welke van de onderstaande maatregelen kan de WTO de vrijhandel in de wereld bevorderen?
A
contingenteringen instellen
B
importheffingen instellen
C
invoerrechten afschaffen
D
protectionisme bevorderen
Slide 15 - Quiz
De volgende zinnen gaan over globalisering. Welke is juist?
A
Door globalisering wordt de handel met het buitenland steeds lastiger.
B
Internet heeft het proces van globalisering versneld.
C
Nu we te maken hebben met globalisering wordt de hele wereld een vrijhandelszone.
D
Steeds minder producten of ingrediënten komen uit het buitenland.
Slide 16 - Quiz
Geef de juiste beschrijving van het begrip internationale arbeidsverdeling.
A
Landen gaan zich specialiseren in het maken van een aantal producten.
B
Landen gaan proberen alle producten zelf te maken.
Slide 17 - Quiz
Globalisering kan zorgen voor economische groei, maar ook voor werkloosheid. Daarover gaan de volgende zinnen. 1 Een bedrijf verhuist naar een lagelonenland om goedkoper te produceren. 2 Het wordt voor bedrijven makkelijker om in een ander land te produceren. 3 Nederlandse fabrieksarbeiders verliezen hun baan. Wat is de juiste volgorde?
A
Globalisering → 1 → 3 → 2 → werkloosheid
B
Globalisering → 2 → 1 → 3 → werkloosheid
C
Globalisering → 3 → 2 → 1 → werkloosheid
D
Globalisering → 2 → 3 → 1 → werkloosheid
Slide 18 - Quiz
Waarom is een goede internationale concurrentiepositie belangrijk voor Nederland?
A
NL heeft een goed onderwijssysteem.
B
NL heeft een goede gezondheidszorg.
C
NL heeft een grote interne afzetmarkt.
D
NL heeft een open economie.
Slide 19 - Quiz
Wat is het percentage van ons nationaal inkomen dat we verdienen met export?
A
Importquote
B
Open economie
C
Contigentering
D
Exportquote
Slide 20 - Quiz
Welke vrijheid wordt door deze maatregel beperkt?
A
Vrij verkeer van goederen en diensten.
B
Vrij verkeer van personen.
C
Vrij verkeer van kapitaal.
Slide 21 - Quiz
Welke redenen kan de Europese Unie hebben voor het nemen van protectiemaatregelen? Kies de twee juiste antwoorden.
A
Beschermen van de concurrentie in de EU.
B
Beschermen van de import in de EU.
C
Beschermen van de productie in de EU.
D
Beschermen van de werkgelegenheid in de EU.
Slide 22 - Quiz
Een graan producerend land wil handelsbelemmerende maatregelen treffen. Zo wil het ervoor zorgen dat er meer graan overblijft voor de eigen bevolking. Op welke manier kan de regering van dit land dat doen?