thema 2 organen en cellen 2.3: cellen

Welkom allemaal!!


zoek een plek op in de klas,
pak je biologie boek voor je

1 / 20
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom allemaal!!


zoek een plek op in de klas,
pak je biologie boek voor je

Slide 1 - Slide

wat gaan we vandaag doen?
1) Herhalen vorige les: Organen van planten
2) vragen nakijken van organen van planten
3) Leerdoelen vandaag
4) Nieuwe theorie: 2.3 cellen
5) Zelf aan de slag
6) Leerdoelen behaald

Slide 2 - Slide

Wat hebben de meeste planten?

1.
2.
3.

Slide 3 - Slide

Wat zijn de organen van de plant?

1.
2.
3.
4.

Slide 4 - Slide

 Cellen

Slide 5 - Slide

lesdoelen
Je weet dat een organisme bestaat uit cellen.
Je kunt de delen van dierlijke cellen benoemen met hun kenmerken en functies.
Je kunt de delen van plantaardige cellen benoemen met hun kenmerken en functies.

Cellen zijn de bouwstenen van organismen. Je lichaam bestaat uit verschillende typen cellen.


Slide 6 - Slide

Organen bestaan uit cellen. Een cel is heel erg klein. De cellen zijn de bouwstenen van je organen.

Door een microscoop kun je cellen bekijken. Ze lijken plat maar dat zijn ze in werkelijkheid niet. Er zijn verschillenden vormen, het lijken net zakje die gevuld zijn met water. 
rode bloedcel
Vorm: rond
Kan makkelijk door bloedvat
zenuwcel
Vorm: met lange uitlopers
Kan makkelijk contact maken met verschillende cellen
Soorten cellen
Botcel
Spiercel

Slide 7 - Slide

De vorm van de cel heeft te maken met de functie van de cel. 

Cellen kun je bekijken door een microscoop te gebruiken.

De cellen lijken dan plat in de afbeelding maar jij weet inmiddels dat dit in werkelijkheid niet het geval is. 
rode bloedcel
Vorm: rond
Kan makkelijk door bloedvat
zenuwcel
Vorm: met lange uitlopers
Kan makkelijk contact maken met verschillende cellen
Soorten cellen
Botcel
Spiercel

Slide 8 - Slide

Verschillen tussen plantencellen en cellen van dieren.
Alle cellen hebben een celmembraam, een celkern en cytoplasma. 
Bladgroenkorrels, celwand en grote vacuolen komen alleen voor in plantencellen.

dierlijke cel
plantencel

Slide 9 - Slide

Dierlijke cellen
  • Celmembraan: dun vliesje dat inhoud cel scheidt van omgeving

  • Cytoplasma: water met opgeloste stoffen, waarin organellen zweven

  • Celkern: organel, regelcentrum van cel. Hier omheen ligt het kernmembraan. 

Slide 10 - Slide

Plantaardige cel
  • Vacuole: blaasje met vocht (water en opgeloste stoffen, kleurstoffen)

  • Bladgroenkorrels, voor fotosynthese

  • Celwand: stevig laagje om cel heen.

Slide 11 - Slide

Plastiden
Plastide  = korrel
  • Bladgroenkorrels
  • Kleurstofkorrels
  • Zetmeelkorrels


Slide 12 - Slide

Zelf aan de slag
Wat moet je doen?
Lezen van thema 2, basisstof 3 (blz.95  t/m 97)
Maken opdracht 1 t/m 8 (4 niet)
Hoe moet je dat doen?
Op fluisterniveau volgens BBB-methode. 
Wanneer moet het af zijn?
Begin van de volgende les. 

Slide 13 - Slide

Wat gaan we de volgende les doen?

In de volgende les gaan we het hebben over de celkern

Slide 14 - Slide

Wat heeft een plantencel wel
wat een dierlijke cel niet heeft?
A
celkern
B
cytoplasma
C
celmembraan
D
bladgroenkorrels

Slide 15 - Quiz

Wat heeft een plantencel wel
wat een dierlijke cel niet heeft?
A
celkern
B
cytoplasma
C
celmembraan
D
bladgroenkorrels

Slide 16 - Quiz

Welke soort cel is dit?
A
plantaardige cel
B
dierlijke cel
C
schimmel cel
D
bacterie

Slide 17 - Quiz

Welke cel heeft bladgroenkorrels?
A
Plantaardige cel
B
Dierlijke cel
C
Plantaardige en dierlijke cellen
D
Geen van beiden

Slide 18 - Quiz

Hoe noem je de cellen van een mens?
A
Dierlijke cel
B
Menselijke cel
C
Plantencel
D
Plantaardige cel

Slide 19 - Quiz



Dit is een
A
plantaardige cel
B
cel van een schimmel
C
bacterie
D
dierlijke cel

Slide 20 - Quiz