H4 - 15e les - 3 de noviembre de 2020 Pobre Ana - spreekvaardigheid - cultura

H4 - español
Martes, 3 de noviembre de 2020
1 / 18
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

H4 - español
Martes, 3 de noviembre de 2020

Slide 1 - Slide

Objetivo/doel:
Al final de la clase sabes (=weet je)...
1. ...wat je al heel goed weet van periode 1
2. ...meer over het boekje 'Pobre Ana'
2... oefenen met spreekvaardigheid

Slide 2 - Slide

El día de los muertos
Waar wordt ‘El día de los muertos vooral gevierd?
Wanneer wordt het gevierd?
Wat geloven de mensen die dit vieren?
Hoe wordt het gevierd?



Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

En la clase de hoy:
Un poco de cultura
Librito Pobre Ana
Una conversación
La evaluación
Los deberes para la próxima clase


Slide 5 - Slide

Pobre Ana
Para TP 1 leemos capítulos 1 y 2

Slide 6 - Slide

Wat betekent 'Pobre Ana'

Slide 7 - Open question

¿Cuántos años tiene Ana?
A
14
B
15
C
16
D
17

Slide 8 - Quiz

Beschrijf Ana's uiterlijk

Slide 9 - Open question

Ana vive en...
A
Charlotte, Carolina del Norte
B
Austin, Texas
C
Madrid, España
D
Tijuana, México

Slide 10 - Quiz

La familia de Ana. Tiene:
A
un padre y una madre. No tiene hermanos
B
un padre y un hermano, no tiene una madre
C
una madre, un padre, un hermano y una hermana
D
una madre, un padre y dos hermanas

Slide 11 - Quiz

Beschrijf Ana's huis

Slide 12 - Open question

Ana zit in het ..... jaar van de middelbare school 'Philip O. Berry'.
A
zevende
B
achtste
C
negende
D
tiende

Slide 13 - Quiz

Vamos a trabajar en parejas
En dúos vais a leer capítulo 1 y 2 de 'Pobre Ana'. 
Responde a las preguntas del hand-out de SBL
En la próxima página hay vocabulario útil para poder leer mejor.

Slide 14 - Slide

vocabulario capítulo 1
gritar - schreeuwen
el suelo - de grond
dinero - geld
ropa - kleding
ayúdame - help mij
buscar - zoeken
dormitorio - slaapkamer
camisa - blouse
rubio - blond
pagar - betalen
triste - verdrietig
ojos - ogen
le pide - vragen om
comprar - kopen
necesitar - nodig hebben
comida - eten
carne - vlees
economizar - bezuinigen


Capítulo 2 
levantarse - opstaan
enojarse - boos worden
la cama - het bed
la escuela - de school
sonreir - glimlachen
dice - hij/zij zegt
ir - gaan
pagar - betalen
escapar - ontsnappen
los meses - de maanden
la oportunidad - de kans
cuesta - het kost

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Ik begrijp de stof van periodo 1
A
Heel goed
B
Voldoende
C
Niet voldoende
D
Helemaal niet

Slide 17 - Quiz

Licht jouw vorige antwoord toe, por favor

Slide 18 - Open question