Zinsontleding herhaling

Zinsontleding
Persoonsvorm
Onderwerp
Gezegde
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
1 / 29
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 8

This lesson contains 29 slides, with text slides.

Items in this lesson

Zinsontleding
Persoonsvorm
Onderwerp
Gezegde
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
Lesstof herhalen
Kopieerblad
Quiz

Slide 2 - Slide

Herhaling vorige les
Meewerkend voorwerp


Hoe vind je het meewerkend voorwerp?
  • Aan wie ?  
  • Voor wie?


In een zin kan maar één meewerkend voorwerp staan

Niet iedere zin heeft een meewerkend voorwerp

Slide 3 - Slide

Meewerkend voorwerp
Aan wie / voor wie

Zij geeft haar pen.


Zij geeft haar pen aan Tom.

Slide 4 - Slide

Meewerkend voorwerp
Mijn oma schonk hem haar tuinmeubelen.

Onze ouders betalen een fikse toelage aan Theo.

Slide 5 - Slide

Meewerkend voorwerp
Moeder kocht voor vader een zonnebril.

Vanmorgen heeft haar vader Piet een opdracht gegeven.

Slide 6 - Slide

Meewerkend voorwerp
Aan of voor wie 
+ gezegde 
+ onderwerp 
+ (lijdend voorwerp) ?
Welke functie van zinsontleding missen we hier?
Persoonsvorm

Slide 7 - Slide

Stappenplan
1. Zoek de persoonsvorm (pv)
2. Zoek het onderwerp (o)
3. Zoek het gezegde (gez.)
4. Zoek het lijdend voorwerp (lv)
5. Zoek het meewerkend voorwerp (mv)

Slide 8 - Slide

Persoonsvorm (pv)

Zij geeft de pen aan Tom.

Slide 9 - Slide

Persoonsvorm
Zij geeft de pen aan Tom.

Maak de zin vragend

Zet de zin in de verleden tijd
Geeft zij de pen aan Tom?
Zij gaf de pen aan Tom

Slide 10 - Slide

Onderwerp (o)

Zij geeft de pen aan Tom.

Slide 11 - Slide

Onderwerp (o)
Zij geeft de pen aan Tom.

Wie of wat + persoonsvorm
Wie geeft?

Zij

Slide 12 - Slide

Gezegde (gez.)

Zij geeft de pen aan Tom.

Slide 13 - Slide

Gezegde (gez.)
Zij geeft de pen aan Tom.

Het gezegde zijn alle werkwoorden in een zin.
Zij heeft de pen aan Tom gegeven.
Zij heeft de pen aan Tom gegeven.

Slide 14 - Slide

Lijdend voorwerp (lv) 

Zij geeft de pen aan Tom.

Slide 15 - Slide

Lijdend voorwerp (lv) 
Zij geeft de pen aan Tom.

Wie of wat + onderwerp + gezegde
Wat geeft zij
de pen

Slide 16 - Slide

Meewerkend voorwerp (mv)

Zij geeft de pen aan Tom.

1, 2, 3 ....

Slide 17 - Slide

Zinsontleding
Persoonsvorm
Onderwerp
Gezegde
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Kopieerbladen maken
timer
10:00

Slide 18 - Slide

Kleurenkaarten
Caro heeft voor mij een trui gebreid.

heeft

Caro


Persoonsvorm
Onderwerp

Slide 19 - Slide

Kleurenkaarten
Voor elke dag heeft Rosa de juiste medicijnen ontvangen.
heeft ontvangen

Rosa


Gezegde
Onderwerp

Slide 20 - Slide

Kleurenkaarten
Frits is jarenlang huisarts geweest.

is geweest

huisarts

Lijdend voorwerp
Gezegde

Slide 21 - Slide

Kleurenkaarten
Heeft Milou aan jou een snoepje gegeven?

een snoepje

aan jou

Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp

Slide 22 - Slide

Kleurenkaarten
Aan die ruwe buurjongens zullen we nooit onze racefietsen uitlenen.
zullen

zullen uitlenen

Persoonsvorm
Gezegde

Slide 23 - Slide

Kleurenkaarten
De buurman heeft een nieuwe auto gekocht.

De buurman

een nieuwe auto

Onderwerp
Lijdend voorwerp

Slide 24 - Slide

Kleurenkaarten
De vrolijke jongen mocht zijn jongere broertje een cadeau geven.
mocht

zijn jongere broertje

Persoonsvorm
Meewerkend voorwerp

Slide 25 - Slide

Kleurenkaarten
De stoute kat mocht zijn eigenwijze baasje een kopje geven.
de stoute kat

zijn eigenwijze baasje

Onderwerp
Meewerkend voorwerp

Slide 26 - Slide

Kleurenkaarten
Zou zij naar haar bezoek aan de arts weer mogen hardlopen?
Zou mogen hardlopen

Zij

Gezegde
Onderwerp

Slide 27 - Slide

Kleurenkaarten
Wat zullen wij de collectant geven?

zullen

de collectant

Persoonsvorm
Meewerkend voorwerp

Slide 28 - Slide

Zinsontleding - Evaluatie
Persoonsvorm
Onderwerp
Gezegde
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Wat hebben we geleerd?
Wat ging goed?
Wat kan beter?

Slide 29 - Slide