Onderdeel 5, Cursus 6 Par. 3: Verwijswoorden (NN 7e editie) kgt

1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lesdoelen:
Aan het einde van de les:

  • kun je de regels voor het gebruik van verwijswoorden benoemen
  • kun je de veel voorkomende verwijswoorden deze, die, dit en dat gebruiken. 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Dus:


Met een verwijswoord kun je verwijzen naar woorden die je eerder hebt gebruikt.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Wat valt op?
de-woorden  --> die, deze

het-woorden --> dit, dat, het

Slide 6 - Slide

????
Weet je niet of een woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is? Kijk dan in het woordenboek of op woordenlijst.org

Slide 7 - Slide

Ik heb de film al gezien en ik vond ..... erg goed.
A
dat
B
die

Slide 8 - Quiz

De boer riep naar de koe dat ..... sneller moest lopen.
A
die
B
dat

Slide 9 - Quiz

Het raam staat nog open. Wil jij ..... even dichtdoen?
A
die
B
dat

Slide 10 - Quiz

De ramen staan nog open. Wil jij ..... even dichtdoen?
A
deze
B
die

Slide 11 - Quiz

Ons tweede team doet het beter.
...... staat nu tweede.
A
Dat
B
Die

Slide 12 - Quiz

Heb je het proefwerk al gemaakt?
Was ..... moeilijk?
A
dat
B
deze

Slide 13 - Quiz

Ik heb twee jassen, maar ...... heb ik het liefste aan.
A
deze
B
dit

Slide 14 - Quiz

Vragen?

Slide 15 - Slide

Zelfstandig aan het werk 
Opdracht: 
Maak nu zelfstandig de opdrachten: 
Editie 7, cursus 6, paragraaf 3 óf boek blz 218 t/m 221
Je mag overleggen.

Hulp nodig? In deze volgorde: 
1. Boek
2. Klasgenoot
3. Docent
(de eerste 2 minuten help ik niet)
Je werkt hier de rest van de les aan
Klaar? Meld je bij de docent.
Docent kijkt welke opgaven eventueel nog opnieuw gemaakt kunnen worden. 
Daarna ga je lezen in je leesboek!

Slide 16 - Slide

Lesdoelen:
Aan het einde van de les:

  • kun je de regels voor het gebruik van verwijswoorden benoemen. √
  • kun je de veel voorkomende verwijswoorden deze, die, dit en dat gebruiken. √

Slide 17 - Slide