Dag 3

Woordenschat
Vandaag vijf (nieuwe) woorden bij het thema Straatcultuur.

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

1 / 18
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Woordenschat
Vandaag vijf (nieuwe) woorden bij het thema Straatcultuur.

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 1 - Slide

het dorp
  • een kleine plaats waar mensen wonen;
  • tegenstelling: de stad.
  • Zin: Silva woont in een dorp.
  • Zin: In mijn dorp is maar 1 supermarkt.

Slide 2 - Slide

de fietstunnel
  • een tunnel speciaal gemaakt voor fietsers;
  • auto's mogen er niet doorheen.
  • Zin: Elke dag fiets ik door de fietstunnel.
  • Zin: De fietstunnel in mijn dorp is heel handig.

Slide 3 - Slide

de graffiti
  • teksten en tekeningen die met verf of stift zijn gemaakt op bijvoorbeeld muren of treinen;
  • dat mag eigenlijk niet;
  • soms mag het op speciale plaatsen.
  • Zin: In het centrum van Den Helder is veel graffiti.
  • Zin: Graffiti maken is heel moeilijk.

Slide 4 - Slide

de hangjongere
  • een jong persoon die niets aan het doen is op straat;
  • hangen = niets doen
  • Zin: In het centrum zijn altijd veel hangjongeren.
  • Zin: Als mijn broer met zijn vrienden is, zijn het hangjongeren.

Slide 5 - Slide

hartstikke
  • heel erg;
  • heel veel.
  • Zin : Ik heb hartstikke zin om pizza te eten.
  • Zin: Hij heeft hartstikke veel geld!

Slide 6 - Slide

Waar word jij hartstikke blij van?

Slide 7 - Open question

Waar wordt het woord
het dorp
goed gebruikt?
A
In een dorp zijn veel winkels.
B
In een dorp wonen veel mensen.
C
In een dorp zijn niet veel activiteiten om te doen.
D
In een dorp is een groot centrum.

Slide 8 - Quiz

Vind jij graffiti mooi?
Ja
Nee

Slide 9 - Poll

In welke zin is lees je de betekenis van het woord
de fietstunnel
A
De trein rijdt door de fietstunnel.
B
In een fietstunnel kan je fietsen.
C
Een auto mag in een fietstunnel rijden.

Slide 10 - Quiz

Maak een zin met het woord:
de hangjongere

Slide 11 - Open question

Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Slide 12 - Slide

De ............... staat op straat.

Slide 13 - Open question

Op de muur is veel .............. .

Slide 14 - Open question

In de ................ staan veel fietsen.

Slide 15 - Open question

Hij is ............... verliefd op dat meisje.

Slide 16 - Open question

In .......... .......... zijn niet veel dingen om te doen.

Slide 17 - Open question

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.
De woorden: 
- het dorp
- de fietstunnel
- de graffiti
- de hangjongere
- hartstikke

Slide 18 - Slide