Signaalwoorden 4 MAVO

LINKING WORDS / signal words



signaalwoorden

1 / 28
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

LINKING WORDS / signal words



signaalwoorden

Slide 1 - Slide

Signaalwoorden
Zorg dat je:
A) signaalwoorden herkent
B) Weet welk verband ze aangeven
C) Hoe je ze in een zin gebruikt


Slide 2 - Slide

Conclusie 
Als je deze signaalwoorden tegenkomt in een tekst, weet je dat de schrijver aan het einde is gekomen van bijvoorbeeld zijn verslag of zijn opsomming van argumenten. 

Voorbeelden:
  • He got a promotion, after all, he works hard.
  • All in all, it was a lovely day.

Slide 3 - Slide

Oorzaak/reden en gevolg
Er gebeurt iets, dat noem je de oorzaak. 
Wat er daarna gebeurt, noem je het gevolg. 

Signaalwoorden in het Engels:
as a result of / because / due to / reason why / so / therefore

Bijvoorbeeld:
She couldn't walk as a result of the accident. 

Slide 4 - Slide

Tegenstelling 
Er wordt iets gezegd en daarna wordt er het tegenovergestelde 
van datgene gezegd .

Signaalwoorden in het Engels: 
but / although / even though / however / in spite of / still / unlike / nevertheless  

Bijvoorbeeld:
He got the job in spite of his poor English. 

Slide 5 - Slide

Vergelijking 
  Geeft aan dat er iets met elkaar vergeleken wordt. 

Signaalwoorden in het Engels:  
compared to / equally / rather than / similarly

Bijvoorbeeld:
His new car is super fast compared to his old one. 

Slide 6 - Slide

Voorbeeld
Er wordt een voorbeeld gegeven bij wat er gezegd wordt. 

Signaalwoorden in het Engels: 
for example / just like / such as 

Bijvoorbeeld: 
There are many great cities in Europe, such as London and Paris.

Slide 7 - Slide

Opsomming
Signaalwoorden die aangeven dat er een opsomming is van meerdere onderdelen. Meerdere voorbeelden of onderdelen die bijdragen bij aan het hoofdpunt in die zin of alinea.
Voorbeelden:
  • I like playing football, as well as volleybal.
  • I love being out side, moreover I do not care if it is cold or raining.
  • That boy is rude. First of all, he didn't say hello, secondly he didn't shake my hand and lastly he never thanked me for the gift. 

Slide 8 - Slide

conclusie
opsomming
Tegenstelling
oorzaak, reden of gevolg
unlike
but
after all
furthermore
nevertheless
This shows that
on the other hand
consequently
in short
besides
moreover
as well as
due to
therefore
so
because 
also
although
in conclusion

Slide 9 - Drag question

De woorden:
In short, In brief, Summing up, This shows that, After all


Worden gebruikt om een ............. aan te geven.
A
opsomming
B
voorbeeld
C
conclusie
D
vergelijking

Slide 10 - Quiz

De woorden:
Compared to/with, Equally, Rather than, Similarly


Worden gebruikt om een ............................. aan te geven.
A
tegenstelling
B
vergelijking
C
oorzaak
D
waarschijnlijkheid

Slide 11 - Quiz

De woorden:
Because, As, For, Since, Therefore

Worden gebruikt om een ..................... aan te geven.
A
verklaring
B
opsomming
C
conclusie
D
tegenstelling

Slide 12 - Quiz

De woorden:
Voor example, i.e., Even, Such as

Worden gebruikt om een .................. aan te geven.
A
waarschijnlijkheid
B
tegenstelling
C
conclusie
D
voorbeeld

Slide 13 - Quiz

De woorden:
Maybe, Perhaps, Possibly, Probably, Likely

Worden gebruikt om ................... aan te geven.
A
waarschijnlijkheid
B
conclusie
C
verklaring
D
tegenstelling

Slide 14 - Quiz

Now let's practise

Slide 15 - Slide

I like sugar in my tea, .......... I don't like milk in it.
A
because
B
but
C
so
D
moreover

Slide 16 - Quiz

He was late ........ the bus didn't come.
A
so that
B
if
C
because
D
although

Slide 17 - Quiz

They climbed the mountain...... it was very windy.
A
even though
B
after all
C
so
D
because

Slide 18 - Quiz

Climates are changing ______ global warming.
A
in spite of
B
as a result of
C
in fact
D
although

Slide 19 - Quiz

We don't take global warming seriously enough ________ rising ocean levels and floods.

A
provided
B
as a result of
C
because of
D
in spite of

Slide 20 - Quiz

There are different subjects at school,
................ English and Maths.
A
for example
B
consequently
C
also

Slide 21 - Quiz

I set the alarm for 6.30 in the morning,
............ I wouldn't miss the train.
A
because
B
so that
C
in case
D
before

Slide 22 - Quiz

I didn't eat any crisps, ... I ate an ice cream.
A
especially
B
generally
C
but

Slide 23 - Quiz

There are different kinds of cats, .... the sfinx.
A
even
B
in brief
C
such as

Slide 24 - Quiz

They like to watch soap operas
____________ films on TV.
A
in fact
B
furthermore
C
as well as
D
in short

Slide 25 - Quiz

I won't go to the party, ________ you go with me.
A
unless
B
moreover
C
likewise
D
although

Slide 26 - Quiz

"You are always working, but it is important to have hobbies too."
"__________ I do have a hobby. I like to read comic books."
A
As a matter of fact
B
Unlike
C
Besides
D
actually

Slide 27 - Quiz

How do I pass the test?
1. Leer de 'signaalwoorden'. 
2. Leer de woorden met de betekenis.  Dus van Engels naar Nederlands
3.  Je moet weten welke 'engelse' woorden bij welk verband horen.  LET OP: dit moet je voor de
      verbanden 'CONCLUSION, OPSOMMING, OORZAAK,REDEN OF GEVOLG, TEGENSTELLING,                   VERKLARING, VERGELIJKING, VOORBEELD EN WAARSCHIJNLIJKHEID weten.  Je moet een                 aantal Engelse woorden in de juiste kolommen kunnen zetten.
4.  Je moet de juiste Engelse signaalwoord kunnen toepassen in een zin. (Je krijgt
      keuzemogelijkheden net zoals je vandaag hebt geoefend.)

Slide 28 - Slide