1. Leer de 'signaalwoorden'.
2. Leer de woorden met de betekenis. Dus van Engels naar Nederlands
3. Je moet weten welke 'engelse' woorden bij welk verband horen. LET OP: dit moet je voor de
verbanden 'CONCLUSION, OPSOMMING, OORZAAK,REDEN OF GEVOLG, TEGENSTELLING, VERKLARING, VERGELIJKING, VOORBEELD EN WAARSCHIJNLIJKHEID weten. Je moet een aantal Engelse woorden in de juiste kolommen kunnen zetten.
4. Je moet de juiste Engelse signaalwoord kunnen toepassen in een zin. (Je krijgt
keuzemogelijkheden net zoals je vandaag hebt geoefend.)