unit 4.4 and 4.5

unit 4.4/ 4.5
extra training
1 / 24
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

unit 4.4/ 4.5
extra training

Slide 1 - Slide

present perfect
present continuous 
vraagwoorden
can vs could
woordjes oefenen

Slide 2 - Slide

present perfect
Wanneer? Bij een gewoonte/ feit/ iets dat vaak (niet) gebeurt.
Hoe? Niks, denk er wel aan dat je bij vragen en ontkenningen do/ does (not) gebruikt!
Bijvoorbeeld
I always think about food.
Does she always talk so fast?
We don’t watch many films.

Slide 3 - Slide

wanneer gebruik je nou de present perfect?
A
Bij een feit
B
in de tegenwoordige tijd
C
Bij iets dat je altijd/ nooit/ regelmatig doet
D
als je praat over wat je nu gaat doen

Slide 4 - Quiz

Present continuous
Wanneer: wanneer je iets echt NU aan het doen bent.
Hoe: am/are/is + werkwoord –ing
Bijvoorbeeld:
I am thinking about pizza right now.
We are thinking about pizza now.
Is he thinking right now?
She isn’t watching a film right now.

Slide 5 - Slide

wanneer gebruik je de present continuous
A
Als je iets NU aan het doen bent
B
Als je net wat hebt gedaan
C
Als je wat gaat doen

Slide 6 - Quiz

I_____ (to milk) my cows everyday
A
am going to milk
B
milk
C
to milk
D
am milking

Slide 7 - Quiz

Silince! I ________ (to talk) right now
A
talk
B
would like to talk
C
am talking
D
am going to talk

Slide 8 - Quiz

_______(you- to talk) to your friends a lot?
A
are you talking
B
do you talk
C
you talk
D
talk you

Slide 9 - Quiz

______________ (you- to kid) me right now?
A
are you kidding
B
you are kidding
C
you kid
D
kid you

Slide 10 - Quiz

My mom (not- to tell) me where we are going this weekend.
A
isn't telling
B
can't tell
C
doesnt tell
D
hasn't told

Slide 11 - Quiz

we always _____(to watch) tv with the family.

Slide 12 - Open question

____Bob always_____ (to eat) apples?

Slide 13 - Open question

we ______ (to watch) Home Alone right now.

Slide 14 - Open question

Vraagwoorden
vul de vraagwoord in
KIJK GOED NAAR HET ANTWOORD

Slide 15 - Slide

____ are your parents?
My parents are Maria and Brian.

Slide 16 - Open question

_____ have you been last week?
I have been in Madrid

Slide 17 - Open question

_______ are you visiting me?
I am going to visit you tomorrow

Slide 18 - Open question

can vs. could
  • Can gebruik je als je iets echt  Kan
  • Could heeft twee betekenissen
  • Could gebruik je ook in het verleden tijd
  • Could gebruik je als het niet zeker weet

  • Voor beide gebruik je dit samen met het hele werkwoord
Can you help me?
I could be a cat.

Slide 19 - Slide

Tamara _____ draw very well.
She practices everyday

Slide 20 - Open question

_____ you help me with this?
no I _____

Slide 21 - Open question

I ____ win the lottery

Slide 22 - Open question

I _____ (not) eat alot yesterday. I was very sick

Slide 23 - Open question

Slide 24 - Link