3V Economie par. 1.2 vervolg

Hoe groot is het totale inkomen per jaar van Asja?
A
€ 1.660,-
B
€ 1.760,-
C
€ 2.280,-
D
€ 2.300,-
1 / 15
next
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Hoe groot is het totale inkomen per jaar van Asja?
A
€ 1.660,-
B
€ 1.760,-
C
€ 2.280,-
D
€ 2.300,-

Slide 1 - Quiz

11
a: 1.140 / 2.280 x 100%
b: 620 / 2.280 x 100%
c: 520 / 2.280 x 100%
d: 2.280 - 310 = 1.970
1.970 / 12
e: 0,50 x 95 = 47,50
475 / 47,50

Slide 2 - Slide

Geld
Vroeger directe ruil, 
nu indirecte ruil via geld

Chartaal <----------------------------> Giraal
munten, bankbiljetten                            via bankrekening

Slide 3 - Slide

Hoeveel % van de betalingen was in 1965 chartaal?
A
38%
B
46%
C
54%
D
62%

Slide 4 - Quiz

Functies geld
- Ruilmiddel
- Rekenmiddel
- Spaarmiddel

Slide 5 - Slide

ruilmiddel
rekenmiddel
spaarmiddel
Begroten
Oppotten
Consumeren

Slide 6 - Drag question

Hoeveel % is de consumptie in Nederland hoger in 2010 dan in 2005?

Slide 7 - Open question

Procentuele verandering
Nieuw - Oud         
-----------------  x 100
     Oud             

Let op: hetgene wat na ''dan'' staat is oud

Slide 8 - Slide

Remco verdient € 2.000,-. Ron verdient € 2.100,-. Hoeveel % verdient Ron meer dan Remco?
A
4,8%
B
5,0%

Slide 9 - Quiz

Paul verdient € 1.600,-. Hans verdient € 1.800,-. Hoeveel % verdient Paul minder dan Hans?
A
11,1%
B
12,5%

Slide 10 - Quiz

Opdracht
Salaris € 2.000,-                        € 3.600,-
Brood € 0,80                                  € 1,28    
Melk € 1,20                                      € 1,92   

Ben je er economisch gezien op vooruit gegaan?
Gebruik berekeningen om je antwoord te onderbouwen

Slide 11 - Slide

Opdracht
Salaris € 2.000,-                        € 3.600,- ( + 80% )
Brood € 0,80                                  € 1,28 ( + 60% )   
Melk € 1,20                                      € 1,92 ( + 60% )

Ja, het inkomen is procentueel meer gestegen dan de prijzen  


Slide 12 - Slide

Opdracht
Salaris € 2.000,-                        € 3.600,-
Brood € 0,80                                  € 1,28    
Melk € 1,20                                      € 1,92   

2000 / 2 = 1.000
3600 / 3,20 = 1.125

Slide 13 - Slide

waarde geld?
Nominale waarde <---------------------> Koopkracht             
salaris + 80%                                      1125 stuks ipv 1000 stuks
                                           + 12,5%

Slide 14 - Slide

Welke uitspraak is onjuist
A
Als het salaris meer stijgt dan de prijzen, stijgt de koopkracht
B
Als het salaris daalt en de prijzen stijgen, daalt de koopkracht
C
Als de prijzen meer dalen dan het salaris, stijgt de koopkracht
D
Als het salaris stijgt en de prijzen dalen, daalt de koopkracht

Slide 15 - Quiz