Period 6 lesson 3 Pearson section 3 Word order and the a/an rule

• Engels
• MBO
• Studiejaar 2

Period 6 lesson 1 Pearson section 1

Speaking

Describing a picture.

You will see a picture.

You have 25 seconds to prepare.

Describe the picture in 25 seconds.

Speaking

Describing a picture.

You have 25 seconds to prepare.

Describe the picture in 25 seconds.

Today's class

Pearson exam section 3:

writing.

word order, the a/an rule

Teams task E6.3

Ask questions about the clock.

What time is it?

What will you be doing at this time?

3.25 AM or PM?

Word order.

DUTCH

Mijn vrienden willen vanavond naar een Italiaans restaurant gaan.

ENGLISH

My friends want to go to an Italian restaurant tonight.

Word order:

In het Nederlands ziet een standaard zin er zo uit:

onderwerp (wie) - werkw. (doet) - tijd (wanneer) - plaats (waar) -  werkw. (wat)

In het Engels ziet een standaard zin er zo uit:

Subject (wie) - Verbs (doet) - Object (wat) - Place (waar) - Time (wanneer)

Word Order - wat is de juiste volgorde van de zinsdelen?

WIE

DOET

WAT

WAAR

WANNEER

wie

doet

wat

waar

wanneer

Word Order

I

last week

a blue shirt

in the shop

bought

wie

doet

wat

waar

wanneer

Word Order

Carolyn

right now

her dog

in the park

is walking

wie

doet

wat

waar

wanneer

Word Order

James

tomorrow

Jan a book

at school

will give

wie

doet

wat

waar

wanneer

Word Order

Pat and Jo

last year

on a trip

to Spain

have been

wie

bijwoord

doet

wat

waar

wanneer

Word Order: bijwoord

They

on Friday

fish

at home

eat

always

Lidwoorden

Lidwoorden (de/het/een) worden in het Engels (the/a/an) anders gebruikt dan in het Nederlands.

Why should you learn

 the a/an rule?

Lidwoorden

Er was eens de oude boer die het gans had dat elke dag de gouden ei legde. De ei leverde het boer genoeg op voor de comfortabel leven.

Op een dag had een boer de idee en dacht: "Waarom maar één ei per dag? Waarom kan ik niet alle eieren meteen krijgen?" Het domme boer sneed het buik van het gans open voor het overvloed aan gouden eieren. Hij vond niets. Een boer realiseerde zich dat hij de grote fout had gemaakt.

Er was eens de oude boer die het gans had dat elke dag de gouden ei legde. De ei leverde het boer genoeg op voor de comfortabel leven.

Op een dag had een boer de idee en dacht: "Waarom maar één ei per dag? Waarom kan ik niet alle eieren meteen krijgen?" Het domme boer sneed het buik van het gans open voor het overvloed aan gouden eieren. Hij vond niets. Een boer realiseerde zich dat hij de grote fout had gemaakt.

Once upon a time, an old farmer had a goose that laid a golden egg every day. The egg gave the farmer enough to live comfortably.

One day, the farmer had an idea and thought: "Why just an egg a day? Why can't I have all the eggs at once?"

The foolish farmer cut the goose's stomach to get an abundance of golden eggs. He found nothing. The farmer realised he had made a huge mistake.

Pay attention to the a / an rule in English!

Articles = lidwoorden

Wanneer je in het Nederlands de of het voor een zelfstandig naamwoord zet, gebruik je in het Engels the.

Wanneer je in het Nederlands een voor een zelfstandig naamwoord zet, gebruik je in het Engels a of an.

GPS

Articles        A / AN

a gebruik je voor woorden die beginnen met een medeklinker.

an gebruik je voor woorden die beginnen met een klinker.

a pet              a teacher            a bike

a car              a door                  a room

an ear           an investigation         an officer

an apple      an answer                    an English man

Articles        A / AN

Let op! Het gaat er niet om hoe je een woord schrijft, maar hoe het volgende woord klinkt.

an hour (je hoort our)

a university (je hoort juniversity)

an M&M (je hoort em&em)

To chose between
A or An you have to
...

1. ... see how the next word is spelled.
2. ... listen to how the next word sounds.

Use An if the next word starts with
an ... sound.

1. a e i
2. a e i o
3. a e i o u
4. a e i o u y

Which sentence is correct?

1. Anna has a Apple.
2. Anna has an Apple.

Mnemonic:

Anna has an Apple.

Abraham has a Blackberry.

Which sentence is correct?

1. Abraham has a Blackberry.
2. Abraham has an Blackberry.

Mnemonic:

Anna has an Apple.

Abraham has a Blackberry.

I have to make
... appointment
with Mr Onnink.

1. a
2. an

Ms Goossens has ... idea for the party.

1. a
2. an

... Union Jack stands for ... unity of ... United Kingdom.

1. a - an - the
2. an - an - the
3. an - a - the
4. the - the - the

Does Mr Lemse drive ... yellow Mercedes?

1. a
2. an

Mr Geense has
... university degree in German.

1. a
2. an

Every day at lunch
I peel ... orange.

1. a
2. an

Have you ever
seen ... unicorn?

1. a
2. an

60 minutes is the same as ... hour.

1. a
2. an

This person drives
... English car.

1. a
2. an

AN

A

union

bus

employer

hour

onion

email

clock

lawyer

umbrella

car

Which sentence
is correct?

1. I have sent a email.
2. I have sent an email.

Teams task 6.3 Writing

Write and improve 

> Intermediate

An email - not being able to go to a party

Instruction

Write

check

Improve

Feedback

ERK level

Timer

 www.writeandimprove.com

FORMS test about the a / an rule

Please go to Teams and fill out the FORMS test

about the a / an rule.

De volgende slides komen uit de FORMS test.

Adjectives (bijvoeglijk naamw)

Adjectives make a sentence more interesting by giving detail.

Work in groups of 3-4 students.

You will get a piece of paper.

Try to add as many adjectives as possible to this sentence.

• The boy is holding a book.

A witch on a broomstick.

Spot 10 differences:

Berg links

Stenen rechts

Wegrand links

Struiken links

Midden bezem

Groen rechtsonder

Hoed

Op elleboog

Top schoorsteen

Haar van heks