MK 1.2 Je omgeving ontdekken

1 / 24
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

H1 Onderzoeken en ontdekken
1.1 Ontdek je binnenste

1.2 Je omgeving ontdekken

1.3 Gegevens vastleggen

1.4 Onderzoek doen

Slide 2 - Slide

Zet op volgorde van groot naar klein 
groot
klein
orgaanstelsel
cel
organisme
orgaan

Slide 3 - Drag question


Welk orgaanstelsel
zie je hiernaast?
A
bloedvatenstelsel
B
zenuwstelsel
C
verteringsstelsel
D
ademhalingsstelsel

Slide 4 - Quiz


De lever hoort bij het ...
A
beenderenstelstel
B
zenuwstelsel
C
bloedvatenstelsel
D
verteringsstelsel

Slide 5 - Quiz


Nummer 5 is de ...
A
Long
B
Hart
C
Nier
D
Maag

Slide 6 - Quiz


Welk orgaanstelsel zie je hiernaast?
A
Uitscheidingsstelsel
B
Spijsverteringsstelsel
C
Bloedvatenstelsel
D
Beenderstelsel

Slide 7 - Quiz


Nummer 7 is de ...
A
Dikke darm
B
Maag
C
Nier
D
Dunne darm

Slide 8 - Quiz

H1 Onderzoeken en ontdekken
1.1 Ontdek je binnenste

1.2 Je omgeving ontdekken

1.3 Gegevens vastleggen

1.4 Onderzoek doen

Slide 9 - Slide

Leerdoelen 1.2 Je omgeving ontdekken
Je leert goed kijken en 
met de microscoop werken.
Je leert hoe je beschrijft en 
tekent wat je hebt gezien.
Je leert hoe je de naam van 
een dier of plant te weten komt.

Slide 10 - Slide

1.2 Je omgeving ontdekken

Biologie gaat over mensen, dieren, planten en hun omgeving.

Organisme = alles wat leeft


Organisme kun je:

Waarnemen = kijken, ruiken, voelen, horen en soms zelfs proeven.


Als je waarneemt, dan kijk je naar de kenmerken van een organisme.

Kenmerken = eigenschappen waaraan je een organisme kunt herkennen. 


Biologie gaat over mensen, dieren, planten en hun omgeving.

Organisme = alles wat leeft
Organismen kun je waarnemen
Waarnemen = kijken, ruiken, voelen, horen 
   en soms zelfs proeven.

Als je waarneemt, dan kijk je naar de kenmerken 
   van een organisme.
Kenmerken = eigenschappen waaraan je 
   een organisme kunt herkennen. 








Slide 11 - Slide

1.2 Je omgeving ontdekken

Beschrijving = de belangrijkste eigenschappen, kenmerken van een organisme opschrijven  


  • Je kunt iets zien met het blote oog
  • soms heb je een vergrootglas nodig om iets goed te bekijken, een loep
  • Om iets heel kleins te kunnen bekijken heb je een microscoop nodig



In de volgende dia's leer je hoe je een microscoop gebruikt.


Je kunt iets zien met het blote oog, 
   soms heb je een vergrootglas / loep 
   nodig om iets goed te bekijken.
Om iets heel kleins te kunnen bekijken
   heb je een microscoop nodig.

Preparaat
   dat wat je gaat bekijken onder de microscoop.
Objectglas / voorwerpglas = dikke onderste glas.
Dekglaasje = heel dun glaasje wat bovenop ligt.


Slide 12 - Slide

Wat is de functie van een microscoop?

Slide 13 - Open question

Revolver
1
Objectief
2
Klemmen
3
Kruistafel
4
Diafragma
5
Lampje
6
Oculair
7
Tubus
8
Statief
9
Grote stelschroef

10
Kleine stelschroef

11
Voet

12
Kruistafel stelknoppen

13

Slide 14 - Slide

oculair
statief
tafel
tubus
voet
lamp

Slide 15 - Drag question

1.2 Je omgeving ontdekken


Beschrijving= in woorden de belangrijkste eigenschappen/kenmerken

 van een organisme vertellen/ opschrijven.


Je kunt waarnemingen ook tekenen:
Op 2 manieren:
Natuurgetrouw
 = precies wat je ziet

Schematisch= belangrijkste onderdelen 


Beschrijving = in woorden de 
belangrijkste eigenschappen / 
kenmerken van een organisme 
vertellen / opschrijven.
 


Je kunt waarnemingen ook tekenen:
Natuurgetrouw = precies wat je ziet, als een foto 
Schematisch = alleen de belangrijkste onderdelen

Slide 16 - Slide

1.2 Je omgeving ontdekken


Beschrijving= in woorden de belangrijkste eigenschappen/kenmerken

 van een organisme vertellen/ opschrijven.


Je kunt waarnemingen ook tekenen:
Op 2 manieren:
Natuurgetrouw
 = precies wat je ziet

Schematisch= belangrijkste onderdelen 


Beschrijving = in woorden de belangrijkste eigenschappen / kenmerken van een organisme vertellen / opschrijven.

Slide 17 - Slide

1.2 Je omgeving ontdekken


Beschrijving= in woorden de belangrijkste eigenschappen/kenmerken

 van een organisme vertellen/ opschrijven.


Je kunt waarnemingen ook tekenen:
Op 2 manieren:
Natuurgetrouw
 = precies wat je ziet

Schematisch= belangrijkste onderdelen 


Je kunt waarnemingen ook tekenen:
 
Natuurgetrouw = precies wat je ziet, als een foto 
Schematisch = alleen de belangrijkste onderdelen

Vergroting = de vergroting van de tekening
= vergroting oculair X vergroting objectief

Slide 18 - Slide

Natuurgetrouwe tekening
Schematische tekening

Slide 19 - Drag question

Iets van binnen tekenen
Lengtedoorsnede 
(over het langste stuk) 
en dwarsdoorsnede 
(over het korste deel)

 




Buitenaanzicht = als je de buitenkant tekent
Doorsnede = als je de binnenkant tekent

Lengtedoorsnede = doorsnede over lengte
Dwarsdoorsnede = doorsnede over de breedte

Slide 20 - Slide

Iets van binnen tekenen
Lengtedoorsnede 
(over het langste stuk) 
en dwarsdoorsnede 
(over het korste deel)

 




Buitenaanzicht = als je de buitenkant tekent
Doorsnede = als je de binnenkant tekent

Lengtedoorsnede = doorsnede over lengte
Dwarsdoorsnede = doorsnede over de breedte

Slide 21 - Slide

Buitenaanzicht
Dwarsdoorsnede
Lengtedoorsnede

Slide 22 - Drag question

Aan het werk:
  • Maak opdracht 3 t/m 12
  • Deze opdrachten hoeven niet: 1 en 2 
  • Opdracht 6 niet kleuren, maar namen schrijven.

Opdracht 13 t/m 16 maken we volgende week tijdens het practicum. 

Slide 23 - Slide

Thuis
Lees je voor de les de paragraaf door.

Bestudeer je de begrippen.

Leer je de paragraaf.

Maak je je huiswerk.
Schrijf je vragen voor de volgende les op.
Tip
Leerlingen die meteen hun huiswerk maken, hebben meestal tijdens de les het grootste deel af...

Succesvolle leerlingen gaan thuis serieus met de leerstof aan 't werk.
Leren
Begin op tijd.
Verdeel het in stapjes.
 
Leer de begrippen.
Markeer belangrijke tekst.
 

Maak het huiswerk.
Kijk de opdrachten na, verbeter wat fout was.

Slide 24 - Slide