Warmtegeleidingscoefficient (λ) Watt per meter per Kelvin ((W/m)/K)
Oppervlakte (m) Vierkante meters (m2)
Temperatuursverandering
Temperatuurverschil* (ΔT) Kelvin (K) of graden Celsius (ºC) *tussen beide zijden van het materiaal
Dikte van het materiaal (d) Meter (m)
P=λ⋅A⋅dΔT
Slide 7 - Slide
Wanneer welke formule?
Als de temperatuur van een stof toe- of afneemt:
Als warmte door een oppervlak stroomt:
P=λ⋅A⋅dΔT
Q=c⋅m⋅ΔT
Q=c⋅ρ⋅V⋅ΔT
Slide 8 - Slide
Rekenvoorbeeld 1
Een kamer heeft vier grote ramen van 4,0 bij 2,0 meter. De ramen hebben een dikte van 2,0 cm. De thermostaat in de kamer staat ingesteld op 21 ºC en buiten vriest het 10 ºC.
Bereken de hoeveelheid energie die de verwarming per uur moet leveren om de temperatuur in de kamer op peil te houden. (We moeten evenveel warmte aan de kamer toevoegen als er de kamer verlaat door de ramen)
λ=0,93K(mW)
A=4⋅4,0⋅2,0=32m2
ΔT=21+10=31°C
P=λ⋅A⋅dΔT
P=0,93⋅32⋅0,0231=4,6⋅104W
E=P⋅t=4,6⋅104⋅60⋅60=1,7⋅108J
Slide 9 - Slide
Warmtestroom door een raam
Hoeveel energie verlies je door 2 ramen van 1,3m2 in een jaar met gemiddeld 15 graden temperatuurverschil? De ramen zijn van dubbel glas met 1,0 mm lucht
(verwaarloos isolatie door glas t.o.v. lucht: reken hier alleen met lucht).
P = λ . A . ΔT / d (met de waarden van lucht)
P = 24e-3 . 2,6 . 15 / 1,0e-3 = 9,36e2 W
Q = P . t
Q = 9,36e2 . 365.24.3600 = 2,95e10 = 3,0e10 J
Slide 10 - Slide
Isolatie
Slide 11 - Slide
werking spouwmuur
De spouw is de ruimte tussen de binnen en buitenmuur. In de spouw bevindt zich een luchtlaag. Lucht is gasvormig, dus daardoor vindt er geen warmtetransport plaats door geleiding. Echter kan de lucht toch een beetje stromen. Om ook deze vorm van warmtetransport tegen te gaan wordt gebruik gemaakt van isolatiemateriaal. Hierin zit stikstaande lucht gevangen. Soms heeft de buitenkant van het isolatiemateriaal ook een glimmende laag om ook straling tegen te gaan.
Slide 12 - Slide
Op welke manier is de formule voor de warmtestroom goed omgeschreven?
P=λAdΔT
A
A=λPdΔT
B
A=ΔTPdλ
C
A=PdλΔT
D
A=λΔTPd
Slide 13 - Quiz
een dikkere laag zal de warmtestroom
A
vergroten
B
verkleinen
C
niet beïnvloeden
Slide 14 - Quiz
Wat betekent soortelijke warmte?
Q=c⋅m⋅ΔT
A
De warmte die bij een soort stof vrijkomt
B
De warmte die nodig is om een stof op te warmen
C
De warmte die nodig is om
1kg 1°C te laten stijgen
D
De warmte de nodig is om een stof 1°C te laten stijgen
Slide 15 - Quiz
Wat heeft GEEN invloed op de warmtestroom?
timer
1:00
A
Temperatuurverschil aan beide zijden van het materiaal.
B
Thermische geleidbaarheid (welk materiaal er gebruikt wordt).
C
Elasticiteit van het materiaal
D
Dikte van het materiaal.
Slide 16 - Quiz
Strikvraag: welke grootheid heeft GEEN invloed op de warmtestroom tussen twee voorwerpen?
A
temperatuurverschil
B
thermische geleidbaarheid
C
soortelijke warmte
D
ik weet het niet
Slide 17 - Quiz
Samenwerkend
leren
Slide 18 - Slide
Klas als team
20 minuten werken aan
opgaven met de hele klas
In totaal 7 opgeven uit het boek
Elke opgave 2 blaadjes beschikbaar, je kunt dus elkaars werk controleren
Schrijf uitwerken van sommen helemaal uit (GGFIRE!)
Antwoord samengevat en zonder berekening op het bord
Na 20 minuten gaan we de antwoorden controleren
Minder dan 3 fouten, de klas wint!
Slide 19 - Slide
Klas als team
Opgave
Wie maken?
Wie controleren?
Antwoorden
23
24
25
26
27
28
29
timer
20:00
Slide 20 - Slide
Huiswerk
5.3 Soortelijke warmte Opgave 16 t/m 22
Slide 21 - Slide
Hoe vond je de werkvorm 'de klas als team' gaan?
😒🙁😐🙂😃
Slide 22 - Poll
Wat vond je goed gaan?
Slide 23 - Open question
Wat vond je minder goed gaan?
Slide 24 - Open question
Heb je nog een tip voor de werkvorm 'de klas als team'?