Psychiatrie les H1 (Cliënten in de GGZ)

Cliënten in de GGZ
H1
1 / 22
next
Slide 1: Slide
PPOMBOStudiejaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Cliënten in de GGZ
H1

Slide 1 - Slide

De GGZ heeft vier hoofdtaken:
Psychische aandoeningen en verslavingsproblematiek voorkomen;
Cliënten met psychische aandoeningen behandelen en genezen. Wanneer genezen niet lukt, is het doel de cliënt te begeleiden naar een zo hoog mogelijk niveau van zelfstandig functioneren;
Mensen met een psychische aandoening laten deelnemen aan de samenleving;
Cliënten die ernstig verward en/of verslaafd zijn en die uit zichzelf geen hulp kunnen of willen zoeken (ongevraagde) hulp bieden.
Studiewijzer
Donderdag 6 april: H1 (cliënten in de GGZ) + uitleg portfolio opdracht 3
Donderdag 13 april: H3 & H4 (begeleiden in de GGZ) 

In periode 4 verder met psychotische stoornissen, depressie, bipolaire stoornis, angst- stress- en dwangstoornissen, persoonlijkheidsproblematiek, risicogedrag.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
  • Je weet welke psychiatrische stoornissen er voor kunnen komen;
  • Je kent de indeling van psychiatrische stoornissen;
  • Je kent de signalen van psychiatrische stoornissen;
  • Je kent de risicofactoren voor psychiatrische stoornissen;
  • Je kent het kwetsbaarheid-stressmodel.




Slide 3 - Slide

Leg de leerdoelen uit en benadruk dat deze aan het einde van de les bereikt moeten worden.
Leg uit wat het verschil is tussen ambulante zorg - deeltijdbehandeling en klinische opname

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

Noem een taak van een begeleider in de GGZ

Slide 5 - Open question

De GGZ heeft vier hoofdtaken:
Psychische aandoeningen en verslavingsproblematiek voorkomen;
Cliënten met psychische aandoeningen behandelen en genezen. Wanneer genezen niet lukt, is het doel de cliënt te begeleiden naar een zo hoog mogelijk niveau van zelfstandig functioneren;
Mensen met een psychische aandoening laten deelnemen aan de samenleving;
Cliënten die ernstig verward en/of verslaafd zijn en die uit zichzelf geen hulp kunnen of willen zoeken (ongevraagde) hulp bieden.
Psychiatrische stoornissen
= psychische aandoening waarbij psychologische functies zoals voelen, denken of waarnemen afwijkend functioneren

Het gevolg hiervan is afwijkend gedrag. Uiteraard is niet alle gedrag dat afwijkt een symptoom van een psychiatrische stoornis. Een psychiater is opgeleid om te beoordelen of bepaald afwijkend gedrag een symptoom is van een psychiatrische stoornis.


Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Noem een voorbeeld van afwijkend gedrag (gerelateerd aan een psychiatrische stoornis)

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Afwijkend gedrag
Gedrag moet aan bepaalde voorwaarden voldoen om te mogen zeggen dat het een aanwijzing is voor een psychiatrische stoornis.

  1. Het gedrag wijkt af van wat ‘normaal’ is. Bijvoorbeeld: het horen van stemmen in je hoofd is niet ‘normaal’. Langdurig somber zijn en tot niets komen, of altijd overdreven optimistisch zijn en doorgaan zonder een moment rust te nemen, is ook niet ‘normaal’.
  2. Het gedrag heeft ongemak of lijden tot gevolg bij de persoon zelf en/of zijn omgeving. Het gedrag schaadt dus zijn psychische gezondheid. De betrokkene heeft het gevoel dat het niet goed met hem gaat en/of anderen zien dat het niet goed gaat.
  3. De persoon kan zich niet anders gedragen dan hij doet. Er is sprake van onvermogen om ander gedrag te kiezen. Hij kan wel voornemen om zich anders te gedragen of zich anders te voelen, maar het lukt niet dat in de praktijk te brengen.
  4. De kenmerken van het afwijkende gedrag zijn te plaatsen binnen de zogeheten DSM-5.





Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Psychisch probleem vs psychiatrische stoornis
Bij een psychisch probleem is vaak eenduidiger, heeft minder symptomen en geeft minder klachten dan een psychiatrische stoornis. Denk aan: eenzaamheidsgevoelens, stress door werkdruk, slecht slapen door piekeren, hoofdpijn door spanning.

Bij een psychiatrische stoornis gaat het om een psychiatrisch ziektebeeld. Ziektes zoals depressie, ADHD en persoonlijkheidsstoornissen zijn voorbeelden van psychiatrische ziektebeelden. Iedere psychiatrische aandoening heeft meerdere symptomen en geeft veel klachten. Een psychiatrisch stoornis beperkt zowel in het sociale, beroepsmatige als persoonlijke functioneren.





Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Welke psychiatrische stoornissen ken je?

Slide 10 - Mind map

This item has no instructions

Soorten psychiatrische stoornissen
  • Psychotische stoornissen
  • Stemmingsstoornissen
  • Persoonlijkheidsstoornissen
  • Angststoornissen
  • Stoornissen samenhangend met trauma en stress
  • Stoornissen in de impulscontrole
  • Verslavingsstoornissen
  • Eetstoornissen







Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Signalen van psychiatrische stoornissen
Verstoorde expressie en psychomotoriek
Verstoorde zelfbeleving
Verstoorde waarneming
Verstoord bewustzijn
Verstoord denken
Verstoord gevoelsleven
Verstoord willen en verlangen

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Verstoorde expressie en psychomotoriek

Verstoorde zelfbeleving
Verstoorde waarneming
Verstoord bewustzijn
Verstoord denken
Verstoord gevoelsleven
Verstoord willen en verlangen
Hallucinaties
Rusteloos bewegen
Hyperalert zijn
Zichzelf niet meer herkennen
Onsamenhangend praten
Abnormaal vrolijk zijn
Ontremd eetgedrag

Slide 13 - Drag question

This item has no instructions

Noem een risicofactor voor het ontstaan van een psychiatrische stoornis

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

Risicofactoren voor psychiatrische stoornissen
Biologische risicofactoren: lichamelijke invloeden met oorzaken van binnenuit (aanleg, erfelijkheid, hersenontwikkeling- en processen) en oorzaken van buitenaf (conditie, medicijngebruik, alcohol- en drugsgebruik).

Psychologische risicofactoren: karakter en persoonlijkheid van mensen (wel of niet: perfectionistisch, stressbestendig, flexibel, tolerant, zorgeloos, creatief, humoristisch, wantrouwig).

Sociale risicofactoren: omgeving, de sociale omstandigheden waarin iemand leeft. Sociaal netwerk, steun van buitenaf, veilig/onveilige leefomgeving.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Biopsychosociaal model

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Kwetsbaarheid-stress model

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Kwetsbaarheidsfactoren in het individu
Risicofactoren:
Afwijkende waarden van bepaalde neurotransmitters: chemische stoffen (neurotransmitters) in je hersenen werken anders. Denk aan dopamine, serotine, noradrenaline, endorfine.
Verminderde informatieverwerkingscapaciteiten: er komt de hele dag informatie bij ons binnen, veel prikkels dus je moet kiezen waar je je aandacht en energie op wil richten. Mensen met psychiatrische stoornissen kunnen deze informatie niet goed filteren, categoriseren of uit automatisme beslissen wat ze moeten doen.

Beschermende factoren:
Coping: de manier waarop iemand met problemen of stress omgaat. Als je goed omgaat met stress en problemen ben je beter in staat om te gaan met veranderingen en versterkt dat je positie.
Zelfeffectiviteit: als je vertrouwen hebt in dat je iets kunt, ben je vaak beter gemotiveerd en slaag je sneller en makkelijker in wat je wil bereiken. Kan bij mislukkingen ook juist als negatieve spiraal werken.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Kwetsbaarheidsfactoren in de omgeving
Risicofactoren:
Stressoren: omgevingsfactoren, gebeurtenissen of veranderingen die spanning of stress veroorzaken.

Beschermende factoren:
Sociale steun: positieve sociale steun is verbonden met een lagere hartslag, lagere bloeddruk, minder cholesterol, betere immuunreacties en minder stressreacties.
Ondersteuning ouders verkleint kans op psychische problemen bij kinderen: duidelijke, emotionele steun heeft een positief effect op het ontstaan van problemen bij kinderen.
Positieve interacties bevorderen psychische gezondheid: conflicten werken negatief, positieve interacties werken positief.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Schrijf 2 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 20 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 21 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Aan het werk
Boek 'Agogisch medewerker GGZ'

Thema 1 --> Hoofdstuk 1 --> alle opdrachten

Uitleg en starten portfolio opdracht 3

Slide 22 - Slide

This item has no instructions