vervoeg zwak ww- vraagwoorden

Willkommen!
1 / 25
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Willkommen!

Slide 1 - Slide

Lernziel
aan het eind van de les kan je:
-de juiste werkwoordsvorm toepassen in de zin
- weet je het juiste vraagwoord en kan je deze toepassen.

Slide 2 - Slide

zwakke werkwoorden vervoeg ik met hulp van welk ezelsbruggetje?

Slide 3 - Open question

(fe) e,st,t,en,t,en
ich such e
du such st
er sie es such t
wir...
ihr ...
Sie, sie ...
of wel: stam plus uitgang!

Slide 4 - Slide

brauchen (nodig hebben)

ich ...
A
brauchst
B
braucht
C
brauche
D
brauchen

Slide 5 - Quiz

zeigen (laten zien)

du ...
A
zeige
B
zeigst
C
zeigt
D
zeigen

Slide 6 - Quiz

sagen (zeggen)

ihr ...
A
sagen
B
sage
C
sagt
D
sagst

Slide 7 - Quiz

zoeken
laten zien
nodig hebben
brengen
zeggen
opslaan
bewerken
schuiven
wissen
veranderen
 suchen
 zeigen
brauchen
bringen
 sagen
speichern
bearbeiten
schieben
löschen
ändern
wisselen wechseln
openen öffnen
loskoppelen/scheiden trennen 

Slide 8 - Slide

Fragewörter

Wat is de vertaling van Fragewörter?


Kun je een voorbeeld geven van een Fragewort?

Slide 9 - Slide

Welke Duitse vraagwoorden
ken je nog?

Slide 10 - Mind map

Bestudeer deze 2 min!
Wer?
Was?
Wie?
Wie viel(e)?
Wann?
Wo?
Wohin?
Woher?
Warum?
Welche?

Wie?                  
Wat?
Hoe?
Hoeveel?
Wanneer?
Waar?
Waarheen?
Waarvandaan?
Waarom?
Welke?


timer
2:00

Slide 11 - Slide

Uben
timer
3:00

Slide 12 - Slide

Wat?
Wie?
Waar?
Wanneer?
Waarom?
Waarheen?
Welke?
Hoeveel?
Waarvandaan?
Hoe?
Was?
Wer?
Wo?
Wann?
Warum?
Wohin?
Welche?
Wie viel (e)
Woher?
Wie?

Slide 13 - Drag question

Beantwortet die Fragen

Slide 14 - Slide

..... alt ist deine Schwester?
A
Wo?
B
Wann?
C
Wer?
D
Wie?

Slide 15 - Quiz

..... Brüder hast du?
A
Wann?
B
Wie viele?
C
Warum?
D
Was?

Slide 16 - Quiz

..... ist deine Handynummer?
A
Wer?
B
Wann?
C
Was?
D
Warum?

Slide 17 - Quiz

..... bist du geboren?
A
Wann?
B
Woher?
C
Wohin?
D
Wer?

Slide 18 - Quiz

..... ist das? Das ist Henk, mein Vater.
A
Wie?
B
Was?
C
Wann?
D
Wer?

Slide 19 - Quiz

W....... kommt dein Bruder?
Er (kommen) um zehn Uhr.

Slide 20 - Open question

W........ Geld (brauchen) du?
Ich brauche acht Euro

Slide 21 - Open question

W.... (suchen) ihr?
Wir suchen unseren Hund!

Slide 22 - Open question

W..... (kommen) deine Freundin?
Sie kommt aus Berlin!

Slide 23 - Open question

Lernziel
Is het lesdoel gehaald?

Slide 24 - Slide

Hausaufgaben
Leren Woordenschat de 1e drie blokken met woorden.
Maken de oefening 1 tm 8 trede 6

Slide 25 - Slide