2.3 Temperatuur

H2 Het weer
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

H2 Het weer

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Slide

Absolute nulpunt
Hoe is bepaald wat de laagste temperatuur is?

Slide 4 - Slide

absolute nulpunt
hoe lager de temperatuur hoe minder snel de moleculen bewegen.

als je ver genoeg afkoelt dan staan zelfs de moleculen helemaal stil dit is het absolute nulpunt.

absolute nulpunt= -273 graden Celsius

Slide 5 - Slide

Absolute nulpunt
Als een stof afkoelt, gaan de moleculen langzamer 
bewegen.

Bij een bepaalde temperatuur staan 
de moleculen stil. Dit heet het absolute nulpunt.

Het absolute nulpunt is bij -273 °C, oftewel 0 graden 
Kelvin, hier komt de naam nulpunt vandaan. 

Slide 6 - Slide

Eenheden van temperatuur
Er zijn verschillende eenheden voor temperatuur. Zo hebben we graden Celsius, graden Kelvin en graden Fahrenheit. Op de volgende slides zie je hoe je dit omrekent. 

Je moet weten hoe je graden Celsius naar Kelvin omrekent en andersom. Van Fahrenheit hoef je alleen te weten dat het bestaat.

Slide 7 - Slide


Slide 8 - Slide

Absolute nulpunt & kelvin

Slide 9 - Slide

Celcius / Kelvin

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Gasdruk en temperatuur
Wat zegt deeltjesmodel over deeltjes en temperatuur?

Slide 12 - Slide

gasdruk & temperatuur
  • Gasdruk en temperatuur hebben met elkaar te maken. 
  • Als de temperatuur stijgt, gaan de deeltjes sneller bewegen. de gasdruk neemt dan toe!

Slide 13 - Slide

Hoeveel Kelvin is 100 graden Celsius?
A
273 Kelvin
B
173 Kelvin
C
373 Kelvin
D
0 Kelvin

Slide 14 - Quiz

Bij hoeveel Kelvin bewegen stoffen niet meer?
A
100 Kelvin
B
1000 Kelvin
C
273 Kelvin
D
0 Kelvin

Slide 15 - Quiz

Reken om: 25 graden Celsius is gelijk aan:
A
-248 Kelvin
B
298 Kelvin
C
248 Kelvin
D
6825 Kelvin

Slide 16 - Quiz

Bekijk de afbeelding van 2 exact dezelfde thermometers (even lang en even dik) hiernaast en beantwoord de vraag hieronder.
Welke thermometer heeft een vloeistof die meer uitzet (wanneer de temperatuur 1 graad stijgt)?
A
Thermometer 1
B
Thermometer 2

Slide 17 - Quiz

Met een ...... meet je de luchtdruk.
A
Thermometer
B
Centimeter
C
Multimeter
D
Barometer

Slide 18 - Quiz

Hoe ijk je een thermometer?
A
Met een andere thermometer
B
buiten in de zomer en binnen in de winter
C
met smeltend ijs en kokend water
D
met een barometer

Slide 19 - Quiz

Bij een groter reservoir stijgt de vloeistof in een thermometer
A
langzamer
B
sneller
C
even snel
D
plotseling

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Aan de slag!
Maken paragraaf 2.3 opdracht 1 t/m 14 (begint op blz. 98)

Slide 25 - Slide