What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
H13: bijvoeglijk naamwoord
Nederlands
1 / 36
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1
This lesson contains
36 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Nederlands
Slide 1 - Slide
Programma
10 minuten lezen
Huiswerkopdracht nakijken
Terugblik vorige les
Bijvoeglijke naamwoorden H13
Afsluiting en vooruitblik
Slide 2 - Slide
10 minuten lezen
Slide 3 - Slide
Meervouden
A
lomperiken
B
lomperikken
Slide 4 - Quiz
Meervoud: wat is het meervoud van piano?
A
pianos
B
pianoos
C
piano's
D
pianoo's
Slide 5 - Quiz
Meervoud
A
caloriën
B
calorieën
Slide 6 - Quiz
meervouden
Wat is het meervoud van idee?
A
idees
B
ideeen
C
ideeën
D
ideën
Slide 7 - Quiz
meervouden
Wat is het meervoud van technologie?
A
technologies
B
technologieën
C
technologiën
D
technologieeën
Slide 8 - Quiz
Engelse werkwoorden
Hij ... (timen - vt).
A
Hij timde.
B
Hij timdde.
C
Hij timete.
D
Hij timede.
Slide 9 - Quiz
Engelse werkwoorden
Ik heb (paintballen)
A
gepaintbald.
B
gepaintballd.
C
gepaintballt.
D
gepaintbalt.
Slide 10 - Quiz
(Engelse werkwoorden)
Hij (daten-vt)
A
deette
B
date
C
datede
D
datete
Slide 11 - Quiz
Hoe spel je Engelse werkwoorden?
A
Volgens de Nederlandse spellingsregels.
B
Volgens de Engelse spellingsregels.
C
Volgens aparte spellingsregels.
D
Hangt af van het woord. Sommige spelling volgens Nederlandse regels, andere Engels.
Slide 12 - Quiz
Na deze les weet je:
hoe je bijvoeglijke naamwoorden spelt
Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Slide 13 - Slide
Deze les
Instructie bijvoeglijke naamwoorden
Aan de slag!
Afsluitende quiz
Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Slide 14 - Slide
Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden?
Die gekke Tommy gooide zijn nieuwe iPhone zo in de grijze afvalbak.
Slide 15 - Open question
Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord (bn) zegt iets over een zelfstandig naamwoord (zn).
7B is een
leuke
klas.
Die
grappige
Jonathan weet het altijd beter.
Ons vakantiehuis is
prachtig
.
Slide 16 - Slide
Schrijf in 1 minuut zoveel mogelijk bijvoeglijke naamwoorden op. GO!!!
timer
1:00
Slide 17 - Slide
Hoe schrijf je een bijvoeglijk naamwoord?
Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Vaak komt er een -e achter het woord (verbogen vorm), maar niet altijd (onverbogen vorm).
Een
leuke
klas / De klas is
leuk.
De
grappige
jongen / De jongen is
grappig.
Het
prachtige
vakantiehuis / Een
prachtig
vakantiehuis
.
Slide 18 - Slide
Wanneer onverbogen? Wanneer verbogen (met -e)?
Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Een mooi meisje Een mooi
e
jongen
Een groot huis Een grot
e
flat
Waarom is dat?
Slide 19 - Slide
Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Onverbogen:
Na het lidwoord ‘een’ als het woord onzijdig is (een het-woord is)
Een
groot
vakantiehuis // Een
mooi
gerecht
Als het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord staat.
Die scholier is
fantastisch.
//
Het huis is
schitterend
.
Verbogen (met -e):
Na het lidwoord ‘de’ en ‘het’.
De
grote
jongen // Het
mooie
gerecht
Na het lidwoord ‘een’ als het woord mannelijk of vrouwelijk is (een de-woord is).
Een
leuke
vriendin // Een
fantastische
show
Als er geen lidwoord voor een woord in het meervoud staat.
Slimme
leerlingen //
Grote
groepen
Slide 20 - Slide
Hoe schrijf je de verbogen vorm?
Spelling - bijvoeglijk naamwoord
De verbogen vorm:
Zet een -e achter het woord:
mooi, mooie / fijn, fijne
Verdubbel de laatste letter en zet een -e achter het woord: fris, frisse / glad, gladde / wit, witte
Haal een a, e, o of u weg en zet een -e achter het woord:
traag, trage / leeg, lege / dood, dode / zuur, zure.
Verander een -f in een -v- of een -s in een -z- en zet een -e achter het woord:
lief, lieve / naïef, naïeve / grijs, grijze / vlekkeloos, vlekkeloze
Slide 21 - Slide
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Is het bijvoeglijk naamwoord een materiaal (stof), dan schrijf je het bijna altijd met
-en
.
De goud
en
beker
De papier
en
versie
Het katoen
en
shirtje
De woll
en
sjaal
Let op: bij stoffen met een naam geleend uit een andere taal is er vaak geen uitgang met -en.
De plastic stoel
De suède jas
De corduroy broek
Slide 22 - Slide
Samen oefenen
Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
Jerry draagt een (stoer) jasje.
Want hij is een (cool) jongen.
Hij heeft het gekregen van zijn (lief) moeder.
Die (zilver) mouwen zijn echt heel dope.
Ik heb (metaal) velgen gekocht voor mijn racefiets.
In dat (knus) huis woont haar opa.
Het is net een (goud) kooi.
Dat is een (schitterend) verhaal.
Ik krijg er bijna (vochtig) ogen van.
Pak pen & papier
Noteer de juiste vorm
Je hebt 3 minuten de tijd
timer
3:00
Slide 23 - Slide
Samen oefenen
Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
Jerry draagt een
stoer
jasje.
Want hij is een
cool
e
jongen.
Hij heeft het gekregen van zijn
liev
e
moeder.
Die
zilver
en
mouwen zijn echt heel dope.
Ik heb
metal
en
velgen gekocht voor mijn racefiets.
In dat
knuss
e
huis woont haar opa.
Het is net een
goud
en
kooi.
Dat is een
schitterend
verhaal.
Ik krijg er bijna
vochtig
e
ogen van.
Slide 24 - Slide
Aan de slag!
Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Lees blz. 54 en maak oefening 1 en 2.
Slide 25 - Slide
Spelling - bijvoeglijk naamwoord
QUIZ
Slide 26 - Slide
Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
Hans en Marije hebben een (groot) probleem.
A
grote
B
groten
C
groote
D
groot
Slide 27 - Quiz
Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
Hij knalde op de (beton) paaltjes.
A
betonne
B
betonnen
C
betonen
D
betone
Slide 28 - Quiz
Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
Dat (raar) jong heeft mijn stuntstep gestolen.
A
rare
B
raare
C
raren
Slide 29 - Quiz
Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
Dat is een (prachtig) uitvoering.
A
prachtig
B
prachtigen
C
prachtige
Slide 30 - Quiz
Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
Wat een (bizar) vertoning!
A
bizarre
B
bizar
C
bizare
Slide 31 - Quiz
Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
Die jongen droeg een (zijde) jurk.
A
zijde
B
zijden
Slide 32 - Quiz
Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
Wat een (gezellig) familie is dat geworden.
A
gezellig
B
gezellige
C
gezelligen
Slide 33 - Quiz
Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
Het was een (druk) bedoening in het Vondelpark.
A
druk
B
druke
C
drukke
Slide 34 - Quiz
Dat was 'm!
Nu weet je hoe je bijvoeglijke naamwoorden spelt!
Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Slide 35 - Slide
Aan het werk
Maken H13 opdr 1 tm 4 en 7 en 8. Deze opdrachten zijn huiswerk voor de volgende les
Slide 36 - Slide
More lessons like this
H13: bijvoeglijk naamwoord
November 2022
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1
Werkwoordspelling - Voltooiddeelwoord
October 2023
- Lesson with
18 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 4
45-1: Spelling bijvoeglijk naamwoorden
October 2024
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Spelling leerjaar 1 MHV: bijvoeglijk naamwoord
March 2023
- Lesson with
28 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1
Spelling GROEP 8: bijvoeglijk naamwoord
October 2024
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1
Donderdag 23 februari BN
February 2023
- Lesson with
12 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
H13: bijvoeglijk naamwoord
September 2023
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1
1 TH Spelling bijvoeglijk naamwoord + meervouden
September 2022
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1