Woordenschat 1 gereedschap

Woordenschat 1 gereedschap
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Woordenschat 1 gereedschap

Slide 1 - Slide

Wat zie je hier?
A
De emmer
B
De afwasborstel
C
De wisser
D
De schuurspons

Slide 2 - Quiz

Wat zie op dit plaatje?
A
De emmer
B
De afwasborstel
C
Het afwasmiddel
D
De zeem

Slide 3 - Quiz

Met een schroevendraaier draai je een schroef in hout of steen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Wat zie je op dit plaatje?
A
De zeem
B
De sproeiflacon
C
De wisser
D
De vloermop

Slide 5 - Quiz

Met een hamer sla je een schroef in het hout.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Met de ........ ruim ik het glas op.
welk woord hoort hier?
A
De werkdoek
B
De wisser
C
De afwasborstel
D
De stoffer en blik

Slide 7 - Quiz

Met de ........ maak ik de tafel schoon.
A
De zeem
B
De wisser
C
De sproeiflacon
D
De afwasborstel

Slide 8 - Quiz

Welke zinnen horen bij dit plaatje?
A
Met afwasmiddel maak je de vaat schoon.
B
Met een schuurspons verwijder je plakkend vuil.
C
De groene bovenkant van de spons schuurt.
D
Met een vloermop, mop je de vloer.

Slide 9 - Quiz

Wat zie je hier?
A
De duimstok
B
Het stoffer en blik
C
De afwasmiddel
D
De winkelhaak

Slide 10 - Quiz

Met een hamer sla je spijkers in het hout.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

De duimstok is 1,5 meter lang en kan je opvouwen.
A
Niet waar
B
Waar

Slide 12 - Quiz

Met een schroef en een spijker kun je twee dingen aan elkaar vastmaken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz