Cursus 5 woordsoorten-§12 zelfstandig, koppel-en hulpww in een samengestelde zin



Wat gaan we doen vandaag?

timer
10:00
Tien minuten stil lezen
Kleine terugblik met vragen
Huiswerk bespreken

Aan het werk
 

Telefoon op stil in je tas  en je jas over de stoel
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson



Wat gaan we doen vandaag?

timer
10:00
Tien minuten stil lezen
Kleine terugblik met vragen
Huiswerk bespreken

Aan het werk
 

Telefoon op stil in je tas  en je jas over de stoel

Slide 1 - Slide

  1.     Hoewel Noël zenuwachtig was, maakte ze geen fouten
  2.     Deze tekst lijkt me ongeschikt, de informatie is te eenzijdig
  3.     Weten jullie dat we een hut hadden gebouwd en dat die alweer was gesloopt?
Noteer alle ww en schrijf het juiste ww in je schrift: kww, hww, zww

Slide 2 - Slide

4-Aangezien Daphne jarig is, bakt ze een appeltaart.

5-Als je ouders willen komen, moeten ze 
dit invullen.

6-De soep wordt nooit zo heet gegeten als ze wordt opgediend

Slide 3 - Slide

  1. was= kww-maakte= zww
  2. lijkt= kww-is= kww
  3. weten= zww-hadden=hww-gebouwd =zww-was=hww-gesloopt=zww
  4. b- is = kww- bakt= zww
  5. b-willen=hww-komen=zww-moeten=hww-invullen=zww
  6. b-wordt=hww-gegeten=zww-wordt-hww-opgediend= zww

Slide 4 - Slide

17-19  goed= groep A> Je maakt opdr. 1-3 en 4 blz. 229
11-13  goed= groep B> Je maakt opdr. 1-t/m 4 blz. 229
5-7    goed= groep C> je maakt  opdr. 1-t/m 4 blz. 229 
Snel klaar? 
Groep A>Je gaat naar De Brug meestromen en maakt
§ 12   1 t/m  2  alle vragen
Groep B> Je gaat naar De Brug meestromen en maakt §12  vraag 1 t/m 3
Groep C>je gaat naar De Brug meestromen en maakt  van § 6, §9
 en § 12 de eerste vraag
Met alles klaar? 
Je pakt je leesboek en leest rustig verder in je boek of je vraagt een extra opdracht

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?

Oftewel, wat is het doel van deze les?




Na deze les kun je zelfstandige werkwoorden, koppelwerkwoorden en hulpwerkwoorden in samengestelde zinnen herkennen


Slide 7 - Slide

Terugblik

Hoe zat het ook weer met het persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord? 





Duidt een persoon, dier, of ding aan=?
persoonlijk voornaamwoord

Slide 8 - Slide

geeft aan van wie iets is
bezittelijk voornaamwoord
..............? staan altijd alleen,staan geen zelfstandige naamwoorden bij
persoonlijk voornaamwoord vervangt het zelfstandig naamwoord

Slide 9 - Slide

Hoe zat het ook weer met het koppel en hulpwerkwoord? 
Een .......bevat altijd één koppelwerkwoord, een vorm van ( geef 6)
naamwoordelijk gezegde

zijn
worden 
lijken 
blijven 
blijken 
schijnen

Slide 10 - Slide

In een zin met een werkwoordelijk gezegde, staat altijd een?
zelfstandig werkwoord
Als er meer dan 1 ww in de zin staat, dan is de pv altijd een?
hulpwerkwoord

Slide 11 - Slide

– In de vakantie bezoekt (zww) Veerle graag een museum.
– In de vakantie wil (hww) Veerle graag een museum bezoeken (zww).
– In de vakantie zou (hww) Veerle graag een museum willen (hww) bezoeken (zww).

Slide 12 - Slide

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Bekijk de volgende zin:
– {hz Katrien Duck is ziek ( bz doordat ze gisteren iets verkeerds heeft gegeten), ( bz zodat ze vandaag niet zal kunnen optreden in Disneyland Parijs)}.
Deze samengestelde zin bevat zes werkwoorden. 


Hoe stel je van elk werkwoord de woordsoort vast: zelfstandig werkwoord (zww), koppelwerkwoord (kww) of hulpwerkwoord (hww)? 

Slide 13 - Slide

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Katrien Duck is ziek doordat ze gisteren iets verkeerds heeft gegeten, zodat ze vandaag niet zal kunnen optreden in Disneyland Parijs.


De voorbeeldzin bestaat uit drie delen: een hoofdzin en twee bijzinnen. Elk van die delen is zelf een enkelvoudige zin. Je hebt geleerd hoe je in zo’n enkelvoudige zin vaststelt of een werkwoord een zww, kww of hww is. Die aanpak gebruik je ook bij enkelvoudige zinnen die samen een samengestelde zin vormen.

Slide 14 - Slide

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Zo bepaal je in een samengestelde zin met welk soort werkwoord je te maken hebt
Verdeel de samengestelde zin in enkelvoudige zinnen. Zet strepen tussen de zinnen.

Stel van elke enkelvoudige zin het gezegde vast: werkwoordelijk gezegde (wg) of naamwoordelijk gezegde (ng).

Pas daarna per zin de regels van pararaaf 6 blz. 216: zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord toe.

Slide 15 - Slide

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Voorbeeld

Stap 1
De samengestelde zin bestaat uit de enkelvoudige zinnen:
Katrien Duck is ziek (1), /
doordat ze gisteren iets verkeerds heeft gegeten (2) /
zodat ze vandaag niet zal kunnen optreden in Disneyland Parijs (3).


Slide 16 - Slide

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Stap 2
zin 1 Katrien Duck is ziek, : ng: is [ziek]


zin 2 doordat ze gisteren iets verkeerds heeft gegeten : 
wg = heeft gegeten


zin 3 zodat ze vandaag niet zal kunnen optreden in Disneyland Parijs: wg = zal kunnen optreden

Slide 17 - Slide

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Stap 3
zin 1: ng met één werkwoord → is = kww
zin 2: wg met twee werkwoorden → heeft (= pv) = hww, gegeten = zww
zin 3: wg met drie werkwoorden → zal (= pv) = hww, kunnen = hww, optreden = zww

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Link

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 20 - Slide

Aan de slag

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Gebruik de theorie van blz.212 bij het maken van de opdrachten. 

Maken:
Cursus 5 Grammatica woordsoorten
§12 blz. 228
opdr. 1 t/m 4
 in je schrift!




Slide 23 - Slide

H2E-2022

Slide 24 - Slide

H2F

Slide 25 - Slide