unit 3 lesson 4 2v2

Today 
situations of can, could, to be able to and to be allowed to. 

present perfect 
1 / 10
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Today 
situations of can, could, to be able to and to be allowed to. 

present perfect 

Slide 1 - Slide

Negative sentences
can/could = can't - couldn't  (geen present perfect)
to be able to= not able to/ haven't been able to
to be allowed to = not allowed to/ haven't been allowed to

Slide 2 - Slide

1. Iets is mogelijk 
Can: het is waarschijnlijk 
Could: het is minder waarschijnlijk

"This day can be amazing!" = geweldige dag
"This day could be amazing." = potentie tot een geweldige dag

Slide 3 - Slide

2. Je hebt het vermogen, de vaardigheid of de mogelijkheid iets te doen.
can = present simple 
could = wat je mogelijk zou kunnen (of verleden tijd) 
to be able to =  kun je met alle werkwoordstijden gebruiken

Slide 4 - Slide

3. Je hebt toestemming iets te doen. 
can = bij present simple 
could = verleden tijd van 'can'
to be allowed to = bij alle werkwoordstijden

Slide 5 - Slide

4. Beleefde vraag stellen
can + please 
could + please (= beleefder)

Slide 6 - Slide

1. Present Perfect

___ Mr Wilkinson ___ (organise) this event?

Slide 7 - Open question

Present perfect: you / eat / Thai food before?

Slide 8 - Open question

Present perfect: it / rain / all day?

Slide 9 - Open question

Present perfect: ... you ... (see) the latest Marvel film?

Slide 10 - Open question