2.1 Cellen leven samen

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 2.1: Cellen leven samen
1 / 20
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 2.1: Cellen leven samen

Slide 1 - Slide

Welke organisatieniveaus ken je?
(totaal 11)

Slide 2 - Mind map

Zet de organisatieniveaus van klein naar groot. kies uit: cel, populatie, biosfeer, organisme, molecuul, orgaan, organisme, organel, levensgemeenschap, orgaanstelsel en ecosysteem.

Slide 3 - Open question

Molecuul
Een structuur die bestaat uit meerdere atomen en met alle eigenschappen van die bepaalde stof

±1 μm

Slide 4 - Slide

Organel
Een onderdeel van een cel met een bepaalde taak

±1 μm

Slide 5 - Slide

Cel
Functionele basiseenheid van elk organisme
± 50 μm

Slide 6 - Slide

Weefsel
Een groep cellen met dezelfde bouw en dezelfde functie

Slide 7 - Slide

Orgaan
Verschillende weefsels die samenwerken aan een bepaalde taak

Slide 8 - Slide

Orgaanstelsel
Diverse organen die samen een bepaalde taak hebben

Slide 9 - Slide

Organisme
Een levend wezen

Slide 10 - Slide

Populatie
Groep organismen van een bepaalde soort in een bepaald gebied

Slide 11 - Slide

Levensgemeenschap
Alle organismen (en hun onderlinge relaties) in een bepaald gebied

Slide 12 - Slide

Ecosysteem
Een begrensd gebied waarbij de levende en levenloze natuur relaties hebben

Slide 13 - Slide

Systeem Aarde
Een dynamisch systeem gevormd door alle fysische, chemische en biologische processen op aarde en hun onderlinge interacties

Slide 14 - Slide

Emergente eigenschap
Pas zichtbaar op een hoger organisatie-niveau.
Ontstaat door interactie.

Slide 15 - Slide

vb emergente eigenschappen
 Door samenwerking van je spieren, botten en zenuwstelsel kun je sporten. Die eigenschap (kunnen sporten) valt niet af te leiden uit de eigenschappen van de afzonderlijke delen. En een slimme gedachte valt niet af te leiden door je hersencellen te bestuderen. ‘Kunnen sporten’ en ‘kunnen denken’ zijn emergente eigenschappen

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Levenskenmerken
Onderbouw BvJ
Groeien
Voortplanten
Ademhalen
Uitscheiden
Voeden
Waarnemen
Bewegen

Bovenbouw Nectar
Groei en ontwikkeling
Voortplanten
Stofwisseling (opnemen, afgeven en omzetten van stoffen)
Waarnemen/ reageren

Slide 18 - Slide

Oppervalkte/ inhoud
Een cel kan niet zo groot zijn omdat anders de oppervlakte (mogelijkheid tot uitwisseling van stoffen) te klein wordt tov de inhoud.

Slide 19 - Slide

opdrachten..

Slide 20 - Slide