Kijk- en Luisteroefening "Jatwerk" (19 min film)

Kijk-en Luisteroefening
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2,3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Kijk-en Luisteroefening

Slide 1 - Slide

Kijken en luisteren H1 Kern

Lesdoelen:
* Kijken en luisteren tegelijk
* Vragen bij een videofragment kunnen beantwoorden

Nodig:
schrift / blaadje en een pen

Slide 2 - Slide

De korte film heet "Jatwerk".  Wat denk (of hoop)  je dat je in de film gaat zien? 
Bijvoorbeeld dat .........

Slide 3 - Slide

18

Slide 4 - Video

01:01
Paul zegt "sukkel". Wie bedoelt hij?
A
Daan
B
De man achter de kassa
C
zichzelf

Slide 5 - Quiz

02:06
De man vraagt om het ID van Daan te mogen zien. Waarom?
A
Hij is achterdochtig over zijn leeftijd.
B
Hij is verontwaardig over de hoeveelheid.
C
Hij twijfelt of ze nog meer verstopt hebben.

Slide 6 - Quiz

02:18
Wat voor de man de aanleiding om de tas te willen checken?
A
Hij begint toch te twijfelen aan de leeftijd van Daan.
B
Hij vindt dat Daan en Paul er toch verdacht uitzien.
C
Hij hoort flesjes in de rugzak nadat Paul tegen de tas slaat.

Slide 7 - Quiz

02:36
Daan kijkt naar de scene waar de leeuw zijn prooi aanvalt. Op dat moment .... (vul aan)
A
slaat hij met zijn rugzak de man van de winkel neer.
B
ligt de man op de grond en hoor je buiten de sirenes loeien.
C
valt de man van de winkel op de grond.

Slide 8 - Quiz

03:42
Daans moeder vertelt over het bericht in de krant over de man van de avondwinkel. Hoe reageert Daan?
A
Geërgerd.
B
Emotieloos.
C
Geïnteresseerd.
D
Aangedaan. (het doet hem iets)

Slide 9 - Quiz

07:10
Waarom vraagt Paul of Daan de rest van zijn leven een sukkel wil blijven?
A
om hem te manipuleren
B
om hem te helpen
C
om hem te kwetsen

Slide 10 - Quiz

11:09
Hoe reageert Daan als Paul hem vertelt over dat hij een plan heeft?
A
Hij vraagt enthousiast wat het plan inhoudt.
B
Hij vraagt wat achterdochtig wat het plan inhoudt.
C
Hij verwacht dat het iets verkeerds is en wil er niets over weten.

Slide 11 - Quiz

11:57
Waarom geeft de jongen van de bouwmarkt niet meteen antwoord?
A
Hij vindt de vraag vreemd.
B
Hij vindt Paul vreemd.
C
Hij heeft de vraag niet goed gehoord.

Slide 12 - Quiz

11:59
Wat kun je concluderen wanneer Daan zegt: "Oké, maar dit is de laatste keer dat ik je help."
A
Daan werkt liever als afwashulp.
B
Daan wil liever zijn geld eerlijk verdienen.
C
Daan wil graag iets doen voor een goede vriend.

Slide 13 - Quiz

12:36
Waarom is dit een 'spannend' stukje?
A
Omdat je weet dat ze straks gaan inbreken.
B
Omdat je weet dat dit de laatste keer is dat Daan meedoet.
C
Omdat je weet dat er pinda's in de cake zitten en Paul allergisch is.

Slide 14 - Quiz

14:13
Wat wil Daan bereiken met zijn gele pak en handschoenen?
A
onherkenbaar zijn voor andere mensen
B
geen DNA achterlaten in het huis
C
zijn eigen kleding schoonhouden

Slide 15 - Quiz

17:25
Realiseert Paul zich wat er aan de hand is met hemzelf?
A
ja, hij herinnert zich dat hij pinda's op heeft.
B
nee, hij heeft geen idee wat er is gebeurd.

Slide 16 - Quiz

17:43
Hoe kun je Daan het beste omschrijven?
A
een gevoelloze jongen, die doet wat anderen van hem willen
B
een egoïstische jongen, die alleen aan geld en spullen denkt.
C
een gevoelige jongen die niet makkelijk 'nee' kan zeggen

Slide 17 - Quiz

07:10
Waarom doet Paul zo negatief over het baantje van Daan?
A
Paul wil Daans baantje belachelijk maken, zodat Daan komt helpen.
B
Paul vindt het belachelijk dat hij daar werkt voor weinig geld.
C
Paul wil graag helpen meer geld te verdienen voor Daans moeder.

Slide 18 - Quiz

07:10
Hoe reageert Daan wanneer Paul vertelt dat hij een nieuwe baan heeft?
A
Hij is blij voor Paul en feliciteert hem.
B
Hij kan zich niet goed voorstellen dat Paul een echte baan heeft.
C
Hij gelooft niet dat Paul een baan heeft en lacht hem uit.

Slide 19 - Quiz

07:10
Wat bedoelt Paul met "weer eentje minder, een natuurlijke selectie"?
A
Als Daan stopt met werken in de keuken, is dat beter: één minder.
B
Het is goed dat leeuwen prooien vangen: weer een ander dier minder.
C
Er is een prooidier (sukkel) minder. (man uit avondwinkel)

Slide 20 - Quiz

07:10
Paul vergelijkt mensen met roof- en prooidieren. Waarmee vergelijkt hij 'sukkels'?
A
Met roofdieren
B
Met prooidieren
C
Met leeuwen
D
Nergens mee.

Slide 21 - Quiz

07:10
Daan vraagt of Paul een snicker wil. Heeft hij dat al eerder een keer gevraagd?
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quiz