Verleden tijd van werkwoorden

verleden tijd






sterke en zwakke werkwoorden
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

verleden tijd






sterke en zwakke werkwoorden

Slide 1 - Slide

Tegenwoordige tijd (nu)

Ik voetbal in het weekend.

Hij voetbalt in het weekend.

Slide 2 - Slide

Hoe zeg je dit in de verleden tijd?
Ik voetbal in het weekend.
Hij voetbalt in het weekend.

Slide 3 - Open question

Tegenwoordige tijd

Ik voetbal in het weekend.


Hij voetbalt in het weekend.

Verleden  tijd


Ik heb in het weekend gevoetbald.

Hij heeft in het weekend gevoetbald.

Slide 4 - Slide

Wat zijn de regels om een voltooid deelwoord te maken? 
  • zwakke werkwoorden
  • sterke werkwoorden

Slide 5 - Slide

zwakke werkwoorden 
Volgens de regel  
- SoFT KeTCHuP
- T KoFSCHiP
- sexy fockschaap

--> stam nemen + ge + d of t

Slide 6 - Slide

Wat is het voltooid
deelwoord van 'landen'?

Slide 7 - Open question

Wat is het voltooid
deelwoord van:
WACHTEN

Slide 8 - Open question

Wat is het voltooid
deelwoord van
LUISTEREN

Slide 9 - Open question

Wat is het voltooid
deelwoord van
GOOIEN

Slide 10 - Open question

Geef het voltooid
deelwoord van
KUSSEN

Slide 11 - Open question

Wat is het voltooid
deelwoord van
VRAGEN

Slide 12 - Open question

Geef het voltooid
deelwoord van: TEKENEN

Slide 13 - Open question

Geef het voltooid
deelwoord van: WANDELEN

Slide 14 - Open question

Geef het voltooid
deelwoord van: LEREN

Slide 15 - Open question

Sterke werkwoorden






onregelmatige werkwoorden - volgen de regel niet

Slide 16 - Slide

timer
2:00
Welke onregelmatige/sterke werkwoorden ken je?

Slide 17 - Mind map

Wat is het
voltooid deelwoord van
DRINKEN
A
gedrink
B
gedrinkt
C
gedrinken
D
gedronken

Slide 18 - Quiz

voltooid deelwoord van
KIJKEN
A
gekeken
B
gekijkt
C
gekijken
D
gekijk

Slide 19 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van

LOPEN
A
geloopt
B
gelopen
C
liepen
D
geliepen

Slide 20 - Quiz

Wat is het voltooid
deelwoord van
SCHRIJVEN
A
geschreven
B
geschrijven
C
schreef
D
geschrijft

Slide 21 - Quiz

Wat is het goede voltooid deelwoord van:
HEBBEN
A
gehad
B
gehebt
C
gehebben
D
gehabben

Slide 22 - Quiz

voltooid deelwoord van
ETEN
A
geëet
B
geëten
C
gegeet
D
gegeten

Slide 23 - Quiz

Wat is het
voltooid deelwoord?
LEZEN
A
leest
B
geleesd
C
gelezen
D
gelazen

Slide 24 - Quiz

Wat is het
voltooid deelwoord?
KOMEN
A
gekomt
B
gekomen
C
gekomd
D
komen

Slide 25 - Quiz

Wat is het
voltooid deelwoord?
LACHEN
A
gelacht
B
gelichen
C
gelagen
D
gelachen

Slide 26 - Quiz

Wat is het
voltooid deelwoord?
DENKEN
A
gedenkt
B
gedenken
C
gedacht
D
gedenkd

Slide 27 - Quiz

Wat is het
voltooid deelwoord?
KRIJGEN
A
gekregen
B
gekrijgd
C
gekrijgt
D
gekrijgen

Slide 28 - Quiz

Wat is het
voltooid deelwoord?
BIDDEN
A
gebid
B
gebidt
C
gebaden
D
gebeden

Slide 29 - Quiz

Wat is het
voltooid deelwoord?
GEVEN
A
gegeeft
B
gegeefd
C
gegeven
D
gegoven

Slide 30 - Quiz

Wat is het
voltooid deelwoord?
SLAPEN
A
geslaapt
B
geslapen
C
gesliepen
D
geslaapd

Slide 31 - Quiz

Ik snap alles!
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll

Oefen nu nog even alleen

Slide 33 - Slide