4.3 schakelingen

• Natuurkunde / Scheikunde
• Middelbare school
• vmbo g, t, mavo
• Leerjaar 2

4.3 schakelingen

Symbolen het tekenen van een schakelschema

Serieschakeling

Hier zie je drie lampjes in serie geschakeld. 

In serie wil zeggen, in één stroomkring.

Het maakt niet uit waar je de stroomsterkte meet, want die is overal gelijk. 

Een open stroomkring

Een gesloten stroomkring

Parallelschakeling

Ieder lampje heeft zijn eigen stroomkring. 

De stroomsterkte kan door ieder lampje anders zijn. 

Het maakt dus uit waar je de stroommeter plaatst

Voor welk onderdeel van een schakeling staat het symbool?

Lampje

Batterij

snoer

schakelaar

Je ziet een schakelschema met een batterij, twee lampjes en een schakelaar.

Welk(e) lampje(s) brand(en)

1. lampje 1
2. lampje 2
3. beide lampjes
4. geen van beide lampjes.

Welke bewering is waar?

1. in een serieschakeling is de stroomsterkte niet overal even groot.
2. in een serieschakeling maakt het niet uit waar je de stroomsterkte meet.
3. in een serieschakeling met meerdere lampjes kun je elk lampje apart aan en uit doen.
4. op de plaats waar een serieschakeling zich vertakt, splitst de stroom zich.

serieschakeling

parallelschakeling

Tekst

Tekst

Tekst

Tekst

Tekst

Straatverlichting is parallel geschakeld.

Wat is een kenmerk van een parallelschakeling?

1. als 1 lamp kapot gaat, blijven de andere lampjes branden.
2. als 1 lamp kapot gaan, gaan de andere ook uit.
3. je kunt alle lampen in een keer uitschakelen.

Je installeert met één spanningsbron een lamp in de slaapkamer en een lamp in de woonkamer.

Je wilt dat je de lamp in de slaapkamer uit kunt doen terwijl de lamp in woonkamer blijft branden.

Welke soort schakeling kies je?

1. serieschakeling
2. parallelschakeling

Kerstverlichting werd vroeger in serie geschakeld. Nu wordt alle kerstverlichting parallel geschakeld.

Waarom wordt kerstverlichting parallel geschakeld?

1. omdat de totale stroomsterkte wordt verdeeld tussen de lampjes.
2. omdat de andere lampjes blijven branden als er 1 kapot gaat.
3. omdat de lampjes apart aan en uit gezet kunnen worden.

Een schakeling heeft vier identieke vertakkingen. De stroomsterkte in elke tak is 1,2 mA.

Hoe groot is de totale stroomsterkte door de vier takken samen?

1. 1,2 mA
2. 2,4 mA
3. 3,6 mA
4. 4,8 mA

Hoe groot is de stroomsterkte die door de zoemer gaat?

1. 1 mA
2. 2 mA
3. 3 mA
4. 5 mA

Hoe groot is de stroomsterkte die door het lampje gaat?

1. 1 mA
2. 2 mA
3. 3 mA
4. 5 mA

Proef 3

blz 177/178