1BKT1: Grammatica ZD ww, pv en o.

Welkom in de les
Nederlands!
timer
5:00
Nodig: leesboek
laptop/ lesboek, schrift en pen
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom in de les
Nederlands!
timer
5:00
Nodig: leesboek
laptop/ lesboek, schrift en pen

Slide 1 - Slide

uitleg
1.  Uitleg zinsontleding.
2. Klassikaal oefeningen maken.
3. Zelfstandig werken.
4. Heb je jouw lesdoelen behaald?
5. Tafels netjes, niks op de grond, stoelen aanschuiven. 

Uitleg
Samen doen
ZW
Evalueren
Opruimen

Slide 2 - Slide

timer
8:00

Slide 3 - Slide

#Boekpraat
Welk boek heb je vandaag meegenomen.
Wij maken een leeslijst.

Dit boek gebruik je voor je 2e fictieopdracht, inleverdatum volgt nog.

Slide 4 - Slide

Aan het eind van de les kan ik werkwoorden herkennen, de persoonsvorm in een zin benoemen en het onderwerp vinden in een zin.

Slide 5 - Slide

Uitleg
Wat is volgens jullie een werkwoord?
AAP
NOOT
MIES
KIJK

Slide 6 - Slide

Wat is een werkwoord?

Slide 7 - Mind map

Uitleg
Bekijk de zin: 
'Deze kinderen hebben een laptop gekregen.'
In deze zin staan twee werkwoorden.
Het werkwoord is een woordsoort
In iedere zin staan altijd één of meer werkwoorden.

Slide 8 - Slide

Uitleg
Zo herken je een werkwoord

Een werkwoord kun je vervoegen: Je maakt er dan verschillende werkwoordsvormen van. Bijvoorbeeld lopen: loop, loopt, lopen, liep, gelopen. 

Slide 9 - Slide

Instructie
Bekijk de volgende zin: 
Jan en Thirza maken dezelfde opdracht voor biologie.

Wie weet wat de persoonsvorm van deze zin is?
En wat is het onderwerp?

Slide 10 - Slide

Instructie
In iedere zin staan één of meer werkwoorden. Eén van deze werkwoorden is de persoonsvorm.
Een persoonsvorm is dus altijd een werkwoord. 
Bij een persoonsvorm (pv) hoort ook (bijna) altijd een onderwerp (o).
Stel de vraag: wie of wat + persoonsvorm = onderwerp.

Slide 11 - Slide

Instructie
Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?
Hier zijn twee manieren voor;
1. De vraagproef: maak van de zin een vraag met precies dezelfde woorden.
2. De tijdproef: Zet de zin in een andere tijd, bv. maak van de verleden tijd de tegenwoordige tijd. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm. 

Slide 12 - Slide

Instructie
'Verschillende ondernemers verdienen duizenden euro's met hun e-bikes. 

1. Zin vragend maken.
2. Persoonsvorm (PV) = 
3. Wie of wat + PV
4. Onderwerp = 

Slide 13 - Slide

Hoeveel werkwoorden staan er in de zin? 

1.Elk seizoen voetballen bij FC Barcelona verschillende Nederlandse spelers.  
2.Wie gaat morgen met mij mee zwemmen?

Persoonsvorm en onderwerp zin 1?
Persoonsvorm en onderwerp zin 2?

Slide 14 - Slide

Verlengde instructie
Fragment cursus 5 grammatica $ 4 Onderwerp

Slide 15 - Slide

BK: $ 4 onderwerp opdracht 2
Wij maken opdracht 2 samen.

Slide 16 - Slide

Oefeningen maken
Eerst klassikaal, daarna zelfstandig werken. 
Via som/leermiddelen/Nederlands/cursus 5 grammatica/
$4 onderwerp

of je werkt in je boek
BK: blz. 204
KGT: blz. 204
timer
20:00

Slide 17 - Slide

Evaluatie
Ik kan alle werkwoorden in een zin vinden.
Ik kan de persoonsvorm in een zin vinden.
Ik kan het onderwerp dat bij de persoonsvorm hoort in de zin vinden.

Ik vind het nog heel erg lastig. 

Slide 18 - Slide