In een samengestelde zin staat ook een
voegwoord: een woord waarmee je de zinnen aan elkaar plakt.
Voegwoorden zijn bijvoorbeeld: en, terwijl, omdat, zodat, nadat, als, toen, want, maar, of, dus.
Ik maak mijn huiswerk. Ik luister naar Spotify.
Ik maak mijn huiswerk, terwijl ik naar Spotify luister.