Lesson 9+10

1 / 20
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Aim
  • You can use linking words.
  • You are prepared for your formative test
  • You can use future tense 

Slide 2 - Slide

Periode 1:
PTA Taalvaardigheid  (28 okt)
PTA Formele Brief  (7-10 nov)
Boektoets :  vrijdag 14 okt
Periode 2:
PTA Taalvaardigheid 2 (i.d.les)
PTA KIjk/Luister (PTA week)

Periode 3:
PTA Taalvaardigheid 3 (i.d. les)
PTA MO Taaldorp (PTA week)

Periode 4:
CSE leesvaardigheid!!!!!!!!!!

Slide 3 - Slide

Self-study
- Weektaak:7 oktt af
  • formatieve toets:
  • leren blz. 164-166
  • leren blz. 238/239
  • leren aantekeningen en opdrachten online: Future, Simple/continuous, past simple, present perfect




Slide 4 - Slide

 present simple and present continuous 

Present Simple:
Gebruik je in de tegenwoordige tijd voor feiten en gewoontes, voor zaken die altijd, nooit of regelmatig gebeuren.
 
Vaak staat er wel een woord in de zin zoals: 
always, never, ever, usually, sometimes, every day.

 




He/she/it: does + hele ww

Ontkennende zinnen
I/you/we/they: don't + hele ww
he/she/it: doesn't + hele ww

I work
You work

He/she/it works

 

We work

You work

They work

Do I work?
Do you work?

Does he/she/it work?

 

Do we work?

Do you work?

Do they work?

I don't work
You don't work

He/she/it doesn't work

 

We don't work

You don't work

They don't work

Slide 5 - Slide

Today's Lesson
   1.  Homework Check grammar
   2. weektaak
   3.  grammar Future
    4. worktime (letter)


Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Present continuous

Op dit moment gebeurt er iets!!!!!!.

Examples:

I am explaining this grammar item.

You are listening to me.

You are always talking!!!

He is playing the guitar at the moment.


Slide 8 - Slide

How????

Am, is, are  + verb + ing


I am singing

He is talking

They are dancing

Slide 9 - Slide

I lived in Rotterdam in 2010. 
I have lived in Rotterdam since 2010.

Slide 10 - Slide

Present Perfect (PP)
FYNE JAS
  • For         . Just
  • Yet         . Already
  • Never    . Since / Still / So
  • Ever       . How(ever)

Deze signaalwoorden geven de PP aan!!!
Past Simple (PS)
LADY
    • Last
    • Ago
    • Date (staat een datum in)
    • Yesterday

    Deze signaalwoorden geven de PS aan!

    Slide 11 - Slide

    Hoe kies je welke tijd het is?
    Kijk naar signaalwoorden!
    Dubbelcheck: is het nog steeds aan de gang(Present Perfect) of is het al voorbij? (Past Simple)

    Past Simple: LADY last night, a week ago, date(: this morning, when, in 1999) yesterday enz. Woorden die aangeven dat het al voorbij is!

    Present Perfect: FYNE JASSH for, yet, never, ever, just, already, since, so(far), how(ever)
    Woorden die aangeven dat iets nog steeds bezig is! Resultaat!

    Slide 12 - Slide

    Als je de tijd hebt gekozen...
    Past Simple: stam + ED  of 2e rijtje onregelmatige werkwoorden.
    I bought a car yesterday.                   They talked a lot last night.


    Present Perfect: have / has + voltooid deelwoord (stam + ED of 3e rijtje onregelmatige werkwoorden.
    We have lived here since 1999.             He has already eaten a lot.

    Slide 13 - Slide

    Future Simple
    Vorm
    Gebruik
    Example:
    Will (not) + Infinitief
    Iets aanbieden
    I will do the dishes for you.
    Beloftes
    I will call you soon, I promise.
    Aankondigingen
    Stacy will arrive at 2 o'clock.
    Besluiten
    We will go to your place then. 
    Voorspellingen (GEEN bewijs)
    I think, the corona virus will go away soon. 
    Future Simple

    Slide 14 - Slide

    Slide 15 - Slide

    Future Simple
    Vorm
    Gebruik
    Example:
    To be + (not) going to + infinitief
    Iets (niet) van plan zijn
    Ronan is going to visit his grandparents next week.
    Voorspelling met bewijs
    Look at those dark clouds. It is going to rain.
    Future: going to

    Slide 16 - Slide

    Future Simple
    Vorm
    Gebruik
    Example:
    to be (not) + infinitief + ing
    Afspraken in de nabije toekomst waarvan tijd en/of plaats al vaststaat. 
    I am visiting the dentist after school.

    He isn't running a marathon this weekend.

    I am celebrating my birthday tomorrow.
    Future: Present Continuous

    Slide 17 - Slide

    Future tense

    Slide 18 - Slide

    Future Simple
    Vorm
    Gebruik
    Example:
    Infinitief + (s)
    Vaststaande gebeurtenissen in de toekomst die onderdeel zijn van een dienstregeling, rooster, of ander schema. 
    The train arrives at six o'clock.

    Does the supermarket close at 6 o'clock?

    Our next class starts in twelve minutes.
    Future: Present Simple

    Slide 19 - Slide

    Grammatica
    Future (online)

    Slide 20 - Slide