4V(sp2) Periode 4

Ze werden opgepakt

Período 4
1 / 48
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Ze werden opgepakt

Período 4

Slide 1 - Slide

Toetsweek 4:                    VGT leesvaardigheid (4x)
Toetsweek 4:                    VGT mondeling (2x)

Week 33 (28 mei):           VGT voca 2/2 (2x)


Slide 2 - Slide

Ze werden opgepakt

VGT voca
Je krijgt een Remindo toets met:
  • Aanvullende werkwoorden blad (S-N) blz. 89+90+91
  • Structuurwoorden en voorzetsels blad (S-N) blz. 92, 93
  • Voca Boek 3: Paso Adelante 6.1 t/m 6.4 (N-S)

VGT leesvaardigheid
  • Denk aan je woordenboek(en)

VGT mondeling
  • Dingen omschrijven (functie, vorm, materiaal)
  • Verleden tijd (vakantie omschrijven)
  • Route beschrijven (imperativo afirmativo)

Nieuwe grammatica:
- imperativo afirmativo
- verkleinwoorden

Slide 3 - Slide

  • ¿Qué hacer en período 4?
  • Imperativo afirmativo
  • PA: cap.6 ej 4, 7, 9, 10
  • EB: p. 35, 36, 37 Ej. A, B, C
  • Start leesvaardigheid
Semana 28/15

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Zet in de imperativo afirmativo:
caminar, ustedes
A
camina
B
caminen
C
camine
D
caminad

Slide 8 - Quiz

Zet in de imperativo afirmativo:
creer, usted
A
cree
B
creed
C
crea
D
crean

Slide 9 - Quiz

kies de juiste vorm van de imperativo afirmativo: ser, tú
A
B
sea
C
es
D
sen

Slide 10 - Quiz

kies de juiste vorm van de imperativo afirmativo: poner, usted
A
pon
B
pone
C
ponga
D
pona

Slide 11 - Quiz

kies de juiste vorm van de imperativo afirmativo: ir, ustedes
A
id
B
ven
C
van
D
vayan

Slide 12 - Quiz

kies de juiste vorm van de imperativo afirmativo: salir, vosotros
A
salís
B
salgáis
C
salid
D
saláis

Slide 13 - Quiz

El Imperativo (afirmativo)
beber, usted
A
bebe
B
beba
C
bebas
D
bebed

Slide 14 - Quiz

El Imperativo (afirmativo)
cocinar, tú
A
cocina
B
cocino
C
cocine
D
cocinas

Slide 15 - Quiz

El Imperativo (afirmativo)
escribir, vosotros
A
escribís
B
escriban
C
escribad
D
escribid

Slide 16 - Quiz

Ik moet de vervoegingen van de imperativo (afirmativo) kennen en kunnen bedenken voor....
A
Mijn mondeling in TW4.
B
Omdat mijn docent wil dat ik slimmer word.
C
Omdat ik hiermee leesteksten /instructies beter zal begrijpen.
D
Alle antwoorden zijn goed.

Slide 17 - Quiz

  • Revisar deberes
  • Verkleinwoorden
  • PA:Ej. 8, 9, 10, 11
  • EB: p. 39 Ej. A
  • Leesvaardigheid: Tekst 3
  • Voorbereiden MO
Semana 30/16

Slide 18 - Slide

Wat is het juiste rijtje van het lijd.vw als je het vervangt voor een pers.vnw?
A
me, te, lo/la, nos, os, los/las
B
me, te, le, nos, os, les
C
me, te, le(s), nos, os, le(s)
D
me, te, se, nos, os, se

Slide 19 - Quiz

Wat is het juiste rijtje van het meew.vw als je het vervangt voor een pers.vnw?
A
me, te, lo/la, nos, os, los/las
B
me, te, le, nos, os, les
C
me, te, le(s), nos, os, le(s)
D
me, te, se, nos, os, se

Slide 20 - Quiz

Wat is een juiste verkorte zin?
¿Quieres levar los perros al hospital?
A
¿Lo quieres llevar los perros?
B
¿Les quieres llevar al hospital?
C
¿Le quieres llevar los perros?
D
¿Los quieres llevar al hospital?

Slide 21 - Quiz

Wat is een juiste verkorte zin?
Ella regaló una camiseta a su hermana.
A
Se la regaló.
B
Le la regaló.
C
La se regaló.
D
La se regaló.

Slide 22 - Quiz

Geef de imperativo afirmativo van:
vivir, usted

Slide 23 - Open question

Geef de imperativo afirmativo van:
probar, tú

Slide 24 - Open question

Geef de imperativo afirmativo van:
ser, usted

Slide 25 - Open question

Geef de imperativo afirmativo van:
hacer, ustedes

Slide 26 - Open question

Cada sábado ............ a jugar al fútbol.
A
fuimos
B
empezamos
C
íbamos
D
empezábamos

Slide 27 - Quiz

La tradición de esa fiesta ........... en 1898.
A
salió
B
salía
C
empezaba
D
empezó

Slide 28 - Quiz

Yo .............. porque .......... sueño.
A
me acosté, tenía
B
me acostaba, tenía
C
me acostaba, tuve
D
me acosté, tuve

Slide 29 - Quiz

Verkleinwoorden
-ito/ita 
Achter woord dat eindigt op de klinkers o/a of een medeklinker (niet r/n). 
perro = perrito
árbol = arbolito

-cito/cita
Als het woord eindigt op io/ia, de klinkers e/u/i of de medeklinkers r/n
despacio = despacito
café = cafecito



poco = poquito (ivm 'k-klank')

cerca = cerquita (ivm 'k-klank')

Slide 30 - Slide

Diminutivos Verkleinwoorden
- o   - a
-e   -medeklinker
oso                      osito
casa                    casita
ojos                     ojitos

coche                        cochecito
noche (la)                nochecita
avión                          avioncito

  - cito/cita   


- ito / -ita
dingetje, truitje,  autootje, filmpje, huisje....

Slide 31 - Slide

Opdracht A (verkleinwoorden)

Geef de verkleinwoorden van onderstaande woorden:
  1. beso
  2. boca
  3. niño
  4. mosca
  5. angel
  6. corazón
  7. mujer
  8. hombre
  9. armario

Slide 32 - Slide

Opdracht A (verkleinwoorden)

Geef de verkleinwoorden van onderstaande woorden:
  1. beso        = besito
  2. boca        = boquito (denk aan de 'k-klank')
  3. niño          = niñito
  4. mosca     = mosquita  (denk aan de 'k-klank')
  5. angel        = angelito
  6. corazón   = corazoncito
  7. mujer        = mujercito
  8. hombre    = hombrecito
  9. armario    = armarcito

Slide 33 - Slide

Geef het verkleinwoord van:
papel

Slide 34 - Open question

Geef het verkleinwoord van:
ventana

Slide 35 - Open question

Geef het verkleinwoord van:
copa

Slide 36 - Open question

Geef het verkleinwoord van:
minuto

Slide 37 - Open question

Geef het verkleinwoord van:
amor

Slide 38 - Open question

  • está hecho
  • cocina
  • se usa
  • objeto
  • leche
  • cerca
Pronunciación

Slide 39 - Slide

  • PA cap 6: eje (9,10,11), 12, 13, 14, 19, 20
  • EB: p. 37, 38 eje D, E, F
  • Leesvaardigheid: Tekst 4 (via lessonup)
  • Voorbereiden MO (p.48 af)
Semana 32/20
¿Cómo te fue en el ADWI?

Slide 40 - Slide

  1. Sí, llámala
  2. Sí, escríbanlas
  3. Sí, pídela
  4. Sí, ciérrala
  5. Sí, pruébelos
  6. Sí, repítelas
  7. Sí, tomadlo

EB. p 37 eje D ANTWOORDEN

Slide 41 - Slide

1. ¿Has visto a Clara y ALejandro?
    Sí, __________________________________________________________________________________________________
2. ¿Mañana vas a recoger a tu madre de la estación?
   Sí, __________________________________________________________________________________________________
3. ¿Tu madre te va a dar los regalos?
   Sí, __________________________________________________________________________________________________
4. ¿Has visto a mis amigas en el centro?
   Sí, __________________________________________________________________________________________________
5. ¿Puedes explicarnos dónde podemos comprar un billete de metro?
   Sí, __________________________________________________________________________________________________
PA cap 6: eje 12b
me
te
lo/la
nos
os
los/las
me
te
le (se)
nos
os
les (se)

Slide 42 - Slide

1. ¿Has visto a Clara y ALejandro?
    Sí, los he visto.
2. ¿Mañana vas a recoger a tu madre de la estación?
   Sí, mañana la voy a recoger de la estación. / Sí, mañana voy a recogerla de la estación.
3. ¿Tu madre te va a dar los regalos?
   Sí, mi madre me los va a dar. / mi madre va a darmelos.
4. ¿Has visto a mis amigas en el centro?
   Sí, las he visto en el centro.
5. ¿Puedes explicarnos dónde podemos comprar un billete de metro?
   Sí, os puedo explicar dónde lo pueden comprar. / Sí, puedo explicaros dónde pueden comprarlo
PA cap 6: eje 12b
me
te
lo/la
nos
os
los/las
me
te
le (se)
nos
os
les (se)

Slide 43 - Slide

1 Mijn nicht(je) Marisol vindt het leuk om vlakbij/dichtbij het strand te wonen.
2 Als jullie willen, stel ik jullie morgen aan haar voor. 
3 We kunnen haar gaan zoeken/ophalen bij het huis van mijn oom en tante.
4 Gisteren heb ik een kaart van de stad voor haar gekocht.
5 Vandaag gaan we hem aan haar geven.
6 Dan/zo kan ze ons vertellen wat/welke dingen ze wil bezichtigen/bezoeken. 
PA cap 6: eje 12a ANTWOORDEN

Slide 44 - Slide

Nakijken

Slide 45 - Slide

  • Ejercicios 'imperativo'
  • PA cap 6: eje 22, 24, 25, 26
  • Leesvaardigheid: Tekst 10+11 (via lessonup)
  • Oefenen plaatjes MO
Semana 35/23

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide

Ik wens jullie nog veel succes met de laatste paar weekjes en daarna hoop ik dat jullie van een welverdiende vakantie mogen genieten. Ik heb een leuk jaar met jullie gehad, waarvoor ik jullie wil bedanken. En wie weet zien we elkaar volgend jaar weer! ¡Adiós!

Slide 48 - Slide