H3 Lezen - les 1

1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen?
  • terugblik
  • doelen + uitleg H2
  • zelfstandig werken aan de weektaak (+ eventueel aftekenen)

Slide 3 - Slide

Terugblik
  • tekstdoel
  • publiek

       Benodigdheden: laptop

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Wat is het doel van dit bord?
A
Overhalen
B
amuseren
C
informeren

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Slide

Wat is het doel van deze folder?
A
Informeren
B
Overhalen
C
Amuseren
D
Instrueren

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Slide

Wat is het doel van deze tekst?
A
Informeren
B
Overhalen
C
Amuseren
D
Instrueren

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Lezen H3 - doelen
  • Wat is het nut van signaalwoorden in een tekst?
  • Welke (veelvoorkomende) signaalwoorden ken je?

Slide 12 - Slide

Blij en boos over nieuwe maatregelen

Lees de tekst en onderstreep ieder signaalwoord dat je tegenkomt.

Slide 13 - Slide

Blij en boos over nieuwe maatregelen

Bekijk de woorden.
Wat geven deze woorden aan?

Slide 14 - Slide

verbanden en signaalwoorden
In teksten hebben zinnen en alinea’s met elkaar te maken. Ze houden verband met elkaar. 

Aan een signaalwoord zie je met welk verband je te maken hebt. Die woorden helpen je een tekst beter te begrijpen. 

Slide 15 - Slide

opsomming
Een opsomming herken je aan signaalwoorden zoals: ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook (nog), verder, bovendien, tevens, daarnaast, ten slotte, en

Je kunt een opsomming ook herkennen aan opsommings-tekens, zoals een dubbele punt (:), liggende streepjes (-), getallen (1, 2, 3) of ‘dots’ (•). 

Slide 16 - Slide

tegenstelling
Een tegenstelling herken je aan signaalwoorden zoals: tegenover, maar, hoewel, echter, toch, aan de ene kant … aan de andere kant, daarentegen. 

Bijvoorbeeld:
Veel jongeren willen graag in de vakantie wat bijverdienen, maar niet elke klus is aantrekkelijk of levert genoeg geld op.

Slide 17 - Slide

voorbeeld
Een voorbeeld herken je aan signaalwoorden zoals: bijvoorbeeld, zo, zoals, denk aan, neem nou, onder andere, ter illustratie
Bijvoorbeeld:
Je kunt afspraken voor een reis laten vastleggen in een reisovereenkomst. Denk aan het aantal excursies dat je per week wilt doen.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Lezen H2
weektaak 13 - 17 sept
maken Lezen H3
opdr 1, 2, 4, 5


aftekenen: H2 - Lezen: opdr 1, 2, 4, 5

Slide 20 - Slide

Lezen H3 - doelen
  • Wat is het nut van signaalwoorden in een tekst?
  • Welke (veelvoorkomende) signaalwoorden ken je?

Slide 21 - Slide