Bijwoorden van tijd

• Engels
• Middelbare school
• vmbo lwoo, b, k
• Leerjaar 2

BIJWOORDEN

van tijd

nooit ---------------------- altijd

Bijwoorden van Tijd

Bijwoorden van regelmaat geven aan hoe vaak je iets doet:

always = altijd

usually = meestal

often = vaak

sometimes = soms

never = nooit

Bijwoorden van regelmaat komen vóór het werkwoord

Jim never went to Italy.

We always love to talk.

I sometimes dance in my bedroom.

Vicktorya often listened to classical music.

You usually watch Netflix.

LET OP!

UITZONDERING

to be = zijn

Het werkwoord 'to be'

Past simple: Gelijk denken aan was of were.

Bij I / she/ he/ it = was

De rest = were

Bijwoorden van regelmaat komen na een vorm van 'to be':

am / are / is

was / were

 

Mick is often at home.

You were usually on time.

I am sometimes at the library.

We were never drunk.

STAPPENPLAN

1) am - are - is / was - were?

2) JA: Achter werkwoord

3) NEE: EErst het bijwoord van tijd

They .......... together.

1. always hang out
2. hang out always

The streetlights .......... orange.

1. usually are
2. are usually

.......... cloudy.
(bewolkt)

1. It is often
2. Often it is

She ..........

1. travels a lot
2. a lot travels

I .......... to the supermarket.

1. never go
2. go never

We .......... in the summer.

1. usually go swimming
2. go swimming usually

Tom .......... late

1. is never
2. never is

Thijs and Willem .......... football.

1. play often
2. often play

My cats .......... naughty.
(stout)

1. sometimes are
2. are sometimes

We .......... Horseshoe Bend in the USA.

1. seldom visit
2. visit seldom

My mother .......... a cake.

1. always bakes
2. bakes always

BIJWOORDEN van TIJD

always

usually

regulary

often

sometimes

seldom

never

vóór het werkwoord

talk / write / watch / sit / can / have / move / etc.

na

am / are / is

was / were

Ik weet wat werkwoorden zijn.

1. JA
2. NEE

Ik herken het werkwoord 'to be':
am - are - is / was - were.

1. JA
2. NEE

Ik weet wat een bijwoord van tijd is.

1. JA
2. NEE

Ik snap waar ik het bijwoord van tijd moet plaatsen.

1. JA
2. NEE

Ik kan het geleerde toepassen.

1. JA
2. NEE

Wat heb je extra nodig om de stof beter te kunnen maken?