Welkom op school Les 3

vroeger
  • in het verleden
  • vroeger - later
  • zin: Vroeger liepen de mensen in Nederland op klompen.
  • zin: Vroeger woonde ik in Haarlem.
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with text slides.

Items in this lesson

vroeger
  • in het verleden
  • vroeger - later
  • zin: Vroeger liepen de mensen in Nederland op klompen.
  • zin: Vroeger woonde ik in Haarlem.

Slide 1 - Slide

het huis
  • de woning 
  • het huis - de huizen
  • zin: Ik woon in een mooi huis.
  • zin: Het huis van de buren staat te koop.

Slide 2 - Slide

thuis
  • in huis
  • zin: Ik ben thuis. 
  • zin: Mijn man is niet thuis.
  • zin: De kinderen zijn ook niet thuis.
  • veilig
  • zin: Ik voel me hier thuis.

Slide 3 - Slide

beschermen
  • zorgen dat het veilig is
  •  ik bescherm - wij beschermen
  • zin: De politie beschermt ons allemaal.
  • zin: Het vaccin beschermt tegen corona.

Slide 4 - Slide

terugdenken
  • herinneren
  • zin: Ik denk nog vaak terug aan mijn geboorteland.
  • zin: Ik denk nog vaak terug aan mijn familie.

Slide 5 - Slide

missen
  • niet hebben
  • niet raken
  • niet halen
  • zin: Ik mis mijn vrienden.
  • zin: Ik mis de bal.
  • zin: Ik mis de bus.

Slide 6 - Slide

nu
  • op dit moment
  • nu of later
  • nou
  • zin:  Ik ga nu weg.
  • zin: Ik ga nu mijn huis schoonmaken.

Slide 7 - Slide

hetzelfde
  • van één nog één
  • gelijk
  • hetzelfde - verschillend
  • zin: Deze twee huizen zijn hetzelfde.

Slide 8 - Slide

anders
  • niet hetzelfde
  • zin: Mannen zijn anders dan vrouwen.

Slide 9 - Slide

verhuizen
  • in een ander huis gaan wonen
  • ik verhuis - wij verhuizen
  • de verhuizing
  • zin: Ik ga verhuizen.
  • zin: Ik ben verhuisd. 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide