Elk kind krijgt namelijk een woordkaartje op zijn/haar voorhoofd geplakt. De rest ziet wel welk woord er staat, maar je eigen kaartje zie je niet. Om beurten mogen de kinderen een vraag over hun woordkaartje stellen. Er mag alleen met ja of nee op worden geantwoord. Ze moeten de antwoorden goed onthouden, zodat ze zo snel mogelijk ontdekken welk woord er op hun kaartje staat, maar ondertussen ook geconcentreerd de vragen van anderen over hun kaartjes kunnen beantwoorden.