Basisstof 3 & 4

• Biologie
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

In totaal zijn er 9 levenskenmerken. Welke 5 levenskenmerken kan je benoemen?

Wat wordt bedoeld met de

pijlen die een rondje maken?

1. de levensloop van de merel
2. de levenscyclus van de merel
3. de ontwikkeling van de merel

Een groep cellen met dezelfde bouw en dezelfde functie(s) noem je een

1. Orgaan
2. Orgaanstelsel
3. Organisme
4. Weefsel

In welke volgorde moeten de volgende woorden staan van groot naar klein?

Organisme, cel, orgaan, weefsel, orgaanstelsel,

0

De microscoop

oculair = een ooglens, vergroot 10x

tubus = houder van het oculair

revolver = draaibaar magazijn voor de objectieven

objectief = lens in de revolver. Vergroten 4x, 10x en 40x

tafel = hierop ligt het preparaat

statief = hieraan houdt je de microscoop vast bij vervoeren

stelschroef = hiermee stel je het beeld scherp. Er is een grote stelschroef en een fijne stelschroef.

lamp = lichtbron

diafragma = hiermee regel je de hoeveel licht

voet = hierop staat de microscoop

Door welk gedeelte van de microscoop kijk je?

1. diafragma
2. revolver
3. oculair
4. objectief

Wat is de functie van het 'diafragma' van de microscoop?

1. het preparaat vergroten
2. hoeveelheid licht regelen
3. microscoop aan vastpakken
4. microscoop aan/uit zetten

Leg het preparaat tussen de preparaatklemmen op de tafel van de microscoop.

Zorg dat je preparaat recht boven de opening in de tafel komt te liggen.

voet

stelschroef

diafragma

tafel

objectief

tubus

Je bekijkt een preparaat, het oculair vergoot 10x en het objectief 4x

Hoe vaak wordt het preparaat vergroot?

1. 10x
2. 40x
3. 100x
4. 400x

Een dierlijke cel heeft een vacuole?

1. ja
2. nee

Hebben plantaardige cellen cytoplasma?

1. ja
2. nee

Plantaardige cellen hebben geen celkern

1. ja
2. nee

Bladgroenkorrels zitten alleen in .....

1. dierlijke cellen
2. plantaardige cellen

Alle cellen hebben een celwand

1. ja
2. nee

Dit is een microscopische afbeelding van...

1. Plantaardige cellen
2. Dierlijke cellen
3. Bacteriën
4. Schimmelcellen