This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Grieks-Romeinse cultuur
Kenmerkend aspect:
De vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Leerdoel
Aan het eind van de les kun je uitleggen wat de vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur inhoudt en kun je verschillen geven tussen de Griekse en Romeinse cultuur
Slide 5 - Slide
De klassieke “vormentaal” van de Grieks-Romeinse cultuur
Grieks-Romeinse cultuur = klassieke cultuur
Klassiek: iets met blijvende waarde, een voortreffelijk voorbeeld.
Vormentaal:
Hiermee worden de architectuur, beeldhouwkunst en afbeeldingen bedoeld.
Slide 6 - Slide
1. Griekse beeldhouwkunst
Ke
Kenmerken Griekse beeldhouwkunst
1. 3D
2. anatomisch perfect. Geen gewone sterveling maar helden, (half) goden
3. naakt
4. geen emotie
Slide 7 - Slide
Romeinse beeldhouwkunst
kenmerken:
- gekleed
- 3D
- anatomisch correct
- naakt is zeldzaam
- Griekse inspiratie
- emotie
Slide 8 - Slide
2. Griekse architectuur
kenmerken:
stapelbouw
zuilen dicht op elkaar
weinig ruimte in de gebouwen
Slide 9 - Slide
Romeinse architectuur
kenmerken:
- Mengeling van Griekse en Romeinse stijlen
- gebruik van bogen
- gebruik van beton en koepels
- eren van goden/ pracht en praal
Slide 10 - Slide
Romeinen
Grieken
Slide 11 - Drag question
vormentaal
toen en nu
wat wordt hier getoond behalve de persoon Augustus?
- macht
- schoonheid
- kracht
- etc
men wil met dit beeld iets uitdrukken: het verhaal van Augustus -> vormentaal
Slide 12 - Slide
Iets uitdrukken met de vormentaal van schilderijen en beelden....
Wat wordt hier getoond in het kader van vormentaal? Wat is de boodschap? Voor wie is de boodschap bedoeld?
Slide 13 - Slide
Iets uitdrukken met de vormentaal van beelden....
Wat wordt hier getoond in het kader van vormentaal? Wat is de boodschap? Voor wie is de boodschap bedoeld?
Slide 14 - Slide
Iets uitdrukken met de vormentaal van beelden....
Wat wordt hier getoond in het kader van vormentaal? Wat is de boodschap? Voor wie is de boodschap bedoeld?
Slide 15 - Slide
Wie verdient er een standbeeld? Wie niet? Beargumenteer je keuze.