Grammar hulpwerkwoorden

Startklaar
Ik heb mijn boeken  bij mij en op tafel
Ik heb mijn tas op de grond
Ik heb mijn jas uit en over de stoel
Ik heb geen oortjes/koptelefoon in
Ik heb mijn telefoon in mijn jas/tas/broekzak
Ik eet en drink niet in de klas


1 / 14
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Startklaar
Ik heb mijn boeken  bij mij en op tafel
Ik heb mijn tas op de grond
Ik heb mijn jas uit en over de stoel
Ik heb geen oortjes/koptelefoon in
Ik heb mijn telefoon in mijn jas/tas/broekzak
Ik eet en drink niet in de klas


Slide 1 - Slide

Leerdoelen

Ik ken een aantal hulpwerkwoorden in het Engels en ik kan deze gebruiken in een zin.

- page 27 Textbook
- pages 43 and 44 Workbook A

Slide 2 - Slide

Hulpwerkwoorden
Hulpwerkwoorden gebruik je om aan te geven wat je wel of niet (zou) moeten doen.

We gebruiken hiervoor drie hulpwerkwoorden:
- should
- must
- have to

Slide 3 - Slide

Hulpwerkwoorden
Should
Als je advies wil geven of iets wil afraden
- You should not talk right now.
- You should study for the test next week.
 

Slide 4 - Slide

Hulpwerkwoorden
Must
Als jij vindt dat iets (niet) moet
- He must not talk right now.
- We must pay taxes.
 

Slide 5 - Slide

Hulpwerkwoorden
Have to
Als je iets met noodzaak, verplichting of zekerheid wil aangeven
OF
Als iets moet van iemand anders
- You have to look out when crossing the street.
- They have to go left here, there's no other option.
- The government says you have to pay your taxes each year.

Slide 6 - Slide

Hulpwerkwoorden
Don't have to
Er is nu geen verplichting meer....
- You don't have to eat that.
- She doesn't have to walk home

Slide 7 - Slide

Exercise 25, page 43
1) have to                      (het moet van je baas, want die gaat over je baan)
2) should                      (jouw advies aan Sarah)
3) shouldn't                 (jouw advies)
     musn't                      (jij vindt dat)
4) have to                     (is de wet)
5) shouldn't                 (ik had je afgeraden het te zeggen)



Slide 8 - Slide

Exercise 25, page 43
6) should                       (is een advies aan jezelf)
     must                           (jij vindt van jezelf dat je moet bellen)
7) has to                         (de bestuurder gaat rijden, of ze er nu is of niet)
8) have to                      (moet van iemand anders)
9) don't have to           (is geen verplichting hier)
10) shouldn't                (jij adviseert je broer)
       mustn't                    (jij vindt dat hij dat niet moet doen)



Slide 9 - Slide

Exercise 26, page 44
1     have to                                       (anders zit je date te wachten)
2     shouldn’t / musn't               (jouw advies/idee)
3     should                                       (mag, hoeft niet, dus advies)
4     should / must                        (jouw advies/idee)
5     should / must                        (jouw advies/idee)
6     have to                                      (ongeschreven regel)
7     shouldn't / mustn't              (jouw advies/idee)
8     have to                                      (golden rule)

Slide 10 - Slide

Taboo
Bij dit spel moet je een woord uitleggen, maar je mag het woord zelf niet noemen.

bv curtain:

Slide 11 - Slide

Taboo
Bij dit spel moet je een woord uitleggen, maar je mag het woord zelf niet noemen.

bv curtain:
- you have them in front of your window
- in a theater they close this after the show

Slide 12 - Slide

Taboo
  1. Kies een woord uit de woordenlijst van hoofdstuk 1 of 2
  2. Geef wel aan uit welk gedeelte je woord komt...het woord moet wel eniszins makkelijk te vinden zijn.
  3. Probeer daarna het woord te beschrijven. De ander(en) moet(en) raden wat het woord is.
  4. Hierna mag degene die het geraden heeft een woord kiezen.

Slide 13 - Slide

Als je klaar bent met je werk
- English Essentials
- Stepping Stones: slim stampen
    (herhaal bijvoorbeeld al wat van hoofdstuk 1)

Slide 14 - Slide