This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.
# Je kunt verkleinwoorden op de juiste manier spellen.
# Je kunt de zinsdelen wwg, ond, lv, mv, bwb benoemen.
Een verkleinwoord maak je door achter de grondvorm een achtervoegsel te plaatsen. Meestal schrijf je het zoals het klinkt.
dop -> dopje
slak -> slakje
boom -> boompje
Bij sommige woorden kan je niet horen hoe je het verkleinwoord spelt :
Regels:
Regels :
(behalve als er voor de y een klinker staat)
vb. pony -> pony'tje
hobby -> hobby'tje