HV1 Grammatica 10/11/12/17/18/19

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Grammatica:

Zinsdelen

WWG

OND

LV

Zelfstandig Naamwoord

Bijvoeglijk Naamwoord

Voorzetsels

WWG:
De scheidsrechter/ gaf/ de verdediger/ tijdens de wedstrijd/ een rode kaart

1. De scheidsrechter
2. gaf
3. de verdediger
4. een rode kaart

OND:
De scheidsrechter/ gaf/ de verdediger/ tijdens de wedstrijd/ een rode kaart

1. De scheidsrechter
2. gaf
3. de verdediger
4. een rode kaart

LV:
De scheidsrechter/ gaf/ de verdediger/ tijdens de wedstrijd/ een rode kaart

1. De scheidsrechter
2. gaf
3. de verdediger
4. een rode kaart

WWG:
Kom/ je / Sabine / om acht uur / halen?

1. Kom halen
2. je
3. Sabine
4. om acht uur

OND:
Kom/ je / Sabine / om acht uur / halen?

1. Kom halen
2. je
3. Sabine
4. om acht uur

LV:
Kom/ je / Sabine / om acht uur / halen?

1. Kom halen
2. je
3. Sabine
4. om acht uur

WWG
Het echtpaar / heeft / vandaag / de overvallers / in de rechtbank / gezien.

1. Het echtpaar
2. heeft gezien
3. de overvallers
4. in de rechtzaak

OND
Het echtpaar / heeft / vandaag / de overvallers / in de rechtbank / gezien.

1. Het echtpaar
2. heeft gezien
3. de overvallers
4. in de rechtzaak

LV:
Het echtpaar / heeft / vandaag / de overvallers / in de rechtbank / gezien.

1. Het echtpaar
2. heeft gezien
3. de overvallers
4. in de rechtzaak

WWG:
Zal/Patrick/zijn boodschappen/op het memobord/ schrijven

1. zal schrijven
2. patrick
3. zijn boodschappen
4. op het memobord

OND:
Zal/Patrick/zijn boodschappen/op het memobord/ schrijven

1. zal schrijven
2. patrick
3. zijn boodschappen
4. op het memobord

LV
Zal/Patrick/zijn boodschappen/op het memobord/ schrijven

1. zal schrijven
2. patrick
3. zijn boodschappen
4. op het memobord

WWG:
Vegen/de rotzooimakers/ de rommel/ netjes/ op?

1. Vegen op
2. de rotzooimakers
3. de rommel
4. netjes

OND:
Vegen/de rotzooimakers/ de rommel/ netjes/ op?

1. Vegen op
2. de rotzooimakers
3. de rommel
4. netjes

LV:
Vegen/de rotzooimakers/ de rommel/ netjes/ op?

1. Vegen op
2. de rotzooimakers
3. de rommel
4. netjes

WWG:
Tijdens de presentatie/schrijven/de aanwezigen/ de hoofdzaken/ op.

1. Tijdens de presentatie
2. schrijven op
3. de aanwezigen
4. de hoofdzaken

OND:
Tijdens de presentatie/schrijven/de aanwezigen/ de hoofdzaken/ op.

1. Tijdens de presentatie
2. schrijven op
3. de aanwezigen
4. de hoofdzaken

LV:
Tijdens de presentatie/schrijven/de aanwezigen/ de hoofdzaken/ op.

1. Tijdens de presentatie
2. schrijven op
3. de aanwezigen
4. de hoofdzaken

LV?
Jayde heeft gisteren vanwege een lekke band tien kilometer gelopen.

LV?
Geef je haar je mobiele telefoon?

LV?
De molenaar weegt voor mij het meel af.

LV?
In het nieuwe boek van Simone van der Vlugt staan veel enge passages.

LV?
Plotseling brak het theeglas in twee delen:

LV?
Roy drinkt elke dag een fles energydrink leeg

Hebben jullie vandaag al aan je werkstuk gewerkt?

LV:
Gelukkig heb ik het affiche voor de filmavond af

LV:
Julia wachtte voor niets twee uur op Damian:

LV?
De scheidsrechter gaf de handballer een time-out van twee minuten

Uit hoeveel zinsdelen bestaat deze zin:
De fietsenmaker repareert de fiets

1. 2
2. 3
3. 4
4. 5

Uit hoeveel zinsdelen bestaat deze vraag:
De handige fietsenmaker repareert de kapotte fiets.

1. 2
2. 3
3. 4
4. 5

Waarom heeft de schrijver van de zinnen de woorden handige en kapotte toegevoegd?

Zijn handige en kapotte zelfstandig naamwoorden? Waarom wel of waarom niet?

Opdracht

Maak opdracht 17 (blz 122)

Opdracht 18 (blz 123)

Opdracht 19 (blz 123)

Voorzetsels:

Staan in zinsdelen waarbij je een vraag kunt stellen als waarin- waaronder- waarmee- waardoor. 

Na/van/met/tegen/achter/in/naast/langs

..... de kamer/ ...... het feest/ ..... het bureau