Spreekwoorden en gezegdes 2024

Welkom bij de groepsles
Fijn dat jij er bent!

Spreekwoorden en gezegdes

13.30 - 14.30 uur 
Docent: juf Ellemieke


1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 7,8

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom bij de groepsles
Fijn dat jij er bent!

Spreekwoorden en gezegdes

13.30 - 14.30 uur 
Docent: juf Ellemieke


Slide 1 - Slide

Wat gaan wij vandaag leren?

  • Je leert het verschil tussen letterlijk en figuurlijke taal is.
  • Je leert wat een spreekwoord of gezegde is. 
  • Je leert de betekenis van 6 spreekwoorden of gezegdes.

Slide 2 - Slide

Aan het eind van de les weet jij wat de 
volgende spreekwoorden of gezegdes betekenen.
  • Uit de veren zijn.
  • Beter één vogel in de hand, dan tien in de lucht.
  • De hond in de pot vinden. 
  • De pot verwijt de ketel dat hij zwart ziet.
  • Als het kalf verdronken is, dempt men de put. 
  • Een gat in de lucht springen.

Slide 3 - Slide

letterlijk of figuurlijk

Slide 4 - Slide

Bij letterlijk zeg je iets zoals het is volgens de...
A
letter
B
leerkracht

Slide 5 - Quiz

Bij figuurlijk zeg je iets met...
A
fantasie
B
kracht

Slide 6 - Quiz

Is het letterlijk of figuurlijk:
'Ik schrik mij een hoedje!'
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 7 - Quiz

Is dit letterlijk of figuurlijk:
'Een gat in de lucht springen.'
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 8 - Quiz

Welke uitspraak is letterlijk.
A
Je kamer is een rotzooi!
B
Je kamer is een zwijnenstal!

Slide 9 - Quiz

Welke uitspraak is letterlijk?
A
Ik straal van blijdschap.
B
Ik lach van blijdschap.

Slide 10 - Quiz

Beter 1 vogel in de hand dan 10 in de lucht.

Slide 11 - Slide

Beter 1 vogel in de hand dan 10 in de lucht.
Tevreden zijn met wat je hebt. 

Ik heb lust geen boerenkool, maar het is beter dan niets eten. 

Slide 12 - Slide

Uit de veren komen.

Slide 13 - Slide

Uit de veren komen.
vroeg op zijn

Om de zonsopkomst te zien, moet je vroeg uit de veren.

Slide 14 - Slide

De hond in de pot vinden.

Slide 15 - Slide

De hond in de pot vinden.
Ergens aankomen waar het eten net op is. 

Toen ik te lang ging buitenspelen vond ik de hond in de pot. 

Slide 16 - Slide

De pot verwijt de ketel dat hij zwart ziet.

Slide 17 - Slide

De pot verwijt de ketel dat hij zwart ziet.
Tegen iemand zeggen wat hij verkeerd doet, terwijl hij het zelf ook doet. 

Mark zei tegen zij broertje dat hij zijn schoenen moest opruimen. Zelf doet hij dat ook nooit. De pot verwijt de ketel!

Slide 18 - Slide

Als het kalf verdronken is, dempt men de put. 

Slide 19 - Slide

Als het kalf verdronken is, dempt men de put. 
Pas als het fout is gegaan, komt er een oplossing. 

Er is daar al 3 keer iemand aangereden, omdat het te donker is. Nu pas plaatsen ze een extra lantaarn. Als het kalf verdronken is, dempt met de put. 

Slide 20 - Slide

Op een houtje bijten.
Niets te eten hebben door armoede.

Mijn moeder is haar baan kwijt, wij zullen de komende maand op een houtje moeten bijten.

Slide 21 - Slide

Een spreekwoord of gezegde?

Spreekwoord


Gezegde

Slide 22 - Slide

Een spreekwoord of gezegde?

Spreekwoord


Bijvoorbeeld: Een appel valt niet ver van de boom.


Gezegde


Bijvoorbeeld: Jij bent zo dom als een ezel. 

Slide 23 - Slide

Een spreekwoord of gezegde?

Spreekwoord

  • Je kan de werkwoorden niet veranderen. 


Bijvoorbeeld: Een appel valt niet ver van de boom.


Gezegde

  • Je kan de werkwoorden veranderen.


Bijvoorbeeld: Jij bent zo dom als een ezel. 

Slide 24 - Slide

Een spreekwoord of gezegde?

Spreekwoord

  • Je kan de werkwoorden niet veranderen. 
  • vertelt een wijze les


Bijvoorbeeld: Een appel valt niet ver van de boom.


Gezegde

  • Je kan de werkwoorden veranderen.
  • vertelt over een eigenschap of een situatie

Bijvoorbeeld: Jij bent zo dom als een ezel. 

Slide 25 - Slide

Spreekwoord
Gezegde
Uit de veren zijn
Op een houtje bijten.
Als het kalf verdronken is, dempt men de put.
De pot verwijt de ketel dat hij zwart ziet.
Beter 1 vogel in de hand dan 10 in de lucht.
De hond in de pot vinden.

Slide 26 - Drag question

Samenwerken
1. Kies een spreekwoord of gezegde.
2. Bedenk samen een toneelstukje of maak samen (in overleg) een tekening. Je mag de letterlijke betekenis nemen of de figuurlijke betekenis.

Tijd over? Zoek uitdrukkingen en gezegdes op het printblad.  

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Presenteren
Per groepje laat je zien wat jullie bedacht hebben. 

Slide 29 - Slide

Om welk spreekwoord of gezegde gaat het?

Slide 30 - Open question

Om welk spreekwoord of gezegde gaat het?

Slide 31 - Open question

Om welk spreekwoord of gezegde gaat het?

Slide 32 - Open question

Om welk spreekwoord of gezegde gaat het?

Slide 33 - Open question

Om welk spreekwoord of gezegde gaat het?

Slide 34 - Open question

Slide 35 - Slide

Afsluiting
Wat hebben wij geleerd:

We weten het verschil tussen letterlijk en figuurlijk.
Je weet of iets een spreekwoord of een gezegde is. 
Je kent de betekenis van 6 spreekwoorden/gezegdes.

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide