H5 citeervragen en inhoudelijke vragen


Welkom h5b!
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson


Welkom h5b!

Slide 1 - Slide

Programma
  1. Korte herhaling vorige les
  2. Citeervragen
  3. Inhoudelijke vragen
  4. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Slide

Stel je krijgt de vraag om de tekst op te delen in delen. Waar ga je dan specifiek naar kijken in de tekst? Tip: er zijn drie mogelijkheden.

Slide 3 - Open question

Is het handig om tijdens het lezen van de tekst al te letten op de structuur? Leg je antwoord uit.

Slide 4 - Open question

Citeervragen
Citeren kun je op drie verschillende manieren doen:
(1) De hele zin of het zinsgedeelte overnemen waar het om gaat overnemen. 
(2) De eerste en het laatste woord van de zin of het zinsgedeelte waar het om gaat overnemen.
(3) De eerste twee en de laatste twee woorden van de zin of het zinsgedeelte waar het om gaat overnemen. 

Slide 5 - Slide

Citeervragen
Let bij citeren op het volgende: 
(1) Kijk goed of ze vragen naar een woord, woordgroep, zinsgedeelte of zin
(2) Neem niet meer over dan gevraagd wordt, dan is het namelijk fout. 
(2) Voorkom fouten in het overnemen van de woorden, die tellen namelijk mee in het totaal aantal taalfouten. 

Slide 6 - Slide

“Strikt genomen hadden ze een punt” (regels 4-5).

Citeer het zinsgedeelte uit alinea 1 dat verwoordt welk punt ‘ze’ volgens de tekst hadden.

Slide 7 - Open question

In alinea 11 wordt een advies aan de lezer geformuleerd.

Citeer de zin waarin dit advies het duidelijkst wordt geformuleerd.

Slide 8 - Open question

 Inhoudelijke vragen
(1) Markeer kernbegrippen in de vraag. 

(2) Lees een stukje terug en een stukje vooruit bij een citaat. 

(3) Let op signaalwoorden. 

Slide 9 - Slide

In de titel van tekst 1, ‘Leve de vleesetende vegetariër – Wantrouw de rechtlijnigen’ duidt het woord ‘rechtlijnigen’ een kenmerk aan van een bepaalde groep mensen.

Met welk woord wordt dat kenmerk in tekst 1 zelf aangeduid?

Slide 10 - Open question

 Inhoudelijke vragen: meerkeuze

Bij meerkeuzevragen kun je altijd twee antwoordopties al wegstrepen. Dit zijn opties die tegengesteld zijn aan wat er in de tekst staat. 

Slide 11 - Slide

Uit alinea 3 blijkt een oordeel over het al dan niet consequente gedrag van de vegetariër en dat van de niet-vegetariër.
Welk oordeel is dat?
A
Beide groepen spreken elkaar terecht aan op hun inconsequente gedrag.
B
Beide groepen zouden best wat minder consequent mogen zijn.
C
Niet-vegetariërs zijn vaak inconsequenter dan vegetariërs.
D
Vegetariërs zijn vaak inconsequenter dan niet-vegetariërs.

Slide 12 - Quiz

“Wij naar consequentie strevende mensen zijn volgens Nietzsche dus van
voorbijgaande aard.” (regels 186-189)
Welke van de onderstaande omschrijvingen drukt het best uit wat hier met
‘van voorbijgaande aard’ bedoeld wordt?

Met ‘van voorbijgaande aard’ wordt hier bedoeld
A
dat de mens zich langzaam maar zeker aan het ontwikkelen is tot een versie van zichzelf die tegen chaos kan.
B
dat een mensenleven per definitie tijdelijk is, waardoor elk wereldbeeld verdwijnt zodra een generatie gestorven is.
C
dat het er niet naar uitziet dat de huidige mens ooit zal uitgroeien tot een naar inconsequentie strevende übermensch.
D
dat het nazisme wel heeft aangetoond dat elk consequent wereldbeeld uiteindelijk ooit ophoudt te bestaan.

Slide 13 - Quiz

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: donderdag 14 maart 
van mevrouw Van der Pol
6e uur in B1
kladversie beschouwing schrijven

Slide 14 - Slide