Lektion 4: Sieh und lies mal GT/H2

Lektion 4: Sieh und lies mal
Tijdsbepalingen met de voorzetsels 'im', 'am' en 'um'
1 / 10
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 10 slides, with text slides.

Items in this lesson

Lektion 4: Sieh und lies mal
Tijdsbepalingen met de voorzetsels 'im', 'am' en 'um'

Slide 1 - Slide

Leerdoel
Aan het einde van deze les kun je tijdsbepalingen met de voorzetsels 'im', 'am' en 'um' correct toepassen in het Duits.

Slide 2 - Slide

Grammatica: im = in

Im: wordt gebruikt om te verwijzen naar een seizoen of maand  in de toekomst waarbij geen precieze klokuren worden genoemd. 

Bijvoorbeeld: "Im Sommer" (in de zomer), ''Im April" (In April). 




Slide 3 - Slide

Grammatica: am = op
Am: wordt gebruikt om naar een specifieke dag of datum te verwijzen. 

Bijvoorbeeld: "Am Montag" (op maandag), "Am 15. August" (op 15 augustus).

*Achter een datum komt na het getal altijd een punt!

Slide 4 - Slide

Grammatica: um = om

Um: wordt gebruikt om specifieke klokuren aan te duiden. 

Bijvoorbeeld: "Um acht Uhr" (om acht uur), "Um Mitternacht" (om middernacht).

Slide 5 - Slide

Grammatica: im

Slide 6 - Slide

Oefening 1
Vul de ontbrekende voorzetsels in:

a) Ich treffe dich __________ Samstag.
b) Der Zug fährt __________ 10 Uhr ab.
c) __________ Freitag gehe ich ins Kino.
d) Mein Geburtstag ist __________ 25. Dezember.
e) Ich habe __________ Dienstag einen Arzttermin.
f) Wir treffen uns __________ Wochenende zum Picknick.




Slide 7 - Slide

Oefening 2
Vul de ontbrekende voorzetsels in:

a) _______ Montag habe ich einen Arzttermin.
b) Ich gehe _______ Sommer gerne schwimmen.
c) Ich gehe _______ Winter gerne Ski fahren.
d) Wir treffen uns _______ 10 Uhr vor dem Kino.
e) _______ Sonntag haben wir einen Ausflug geplant.
f) Das Konzert beginnt  _______ sieben Uhr.

Slide 8 - Slide

Vragen?

Slide 9 - Slide

Opdrachten maken + Huiswerk
In der Klasse:
Aufgabe 4 auf Seite 28

Hausaufgaben: Lektion 4
Aufgabe 1 und 2 auf Seite 26
Aufgabe 3 auf Seite 27
Aufgabe 5 und 6 auf Seite 29

Slide 10 - Slide