Vergrotingsfactor en schaal

Vergrotingsfactor en schaal
2 mavo
H6 -Vergroten en verkleinen
1 / 29
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Vergrotingsfactor en schaal
2 mavo
H6 -Vergroten en verkleinen

Slide 1 - Slide

Vergrotingsfactor en schaal
2 mavo
H6.1 -Vergrotingsfactor

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Oefening
  • bereken de vergrotingsfactor
  • Stel dat BC = 2 cm , hoe lang is     B'C' dan?
  • vergrotingsfactor = 5: 3= 1,6666...
  • vergr. fact.  ≈ 1,7
  • B'C'= 2 x 1,7 ≈ 3,4 cm
3 cm
5 cm

Slide 6 - Slide

H8.3 -Oppervlakte  vergroten

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

H8.3 -Inhoud  vergroten

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Wat is de vergrotingsfactor van de oppervlakte?
A
4
B
2

Slide 12 - Quiz

De vergrotingsfactor voor de oppervlakte is 4. Wat is de oppervlakte van het grote vierkant?
A
36cm²
B
9cm²
C
36cm
D
9cm

Slide 13 - Quiz

Stel: Er is een kubus met een inhoud van 27cm³. En de normale vergrotingsfactor is 2. Wat zou dan de inhoud zijn van de grotere kubus?
A
216cm³
B
54cm³
C
108cm³

Slide 14 - Quiz

Vergrotingsfactor
hoeveel keer is het figuur vergroot?

Slide 15 - Slide

Vergrotingsfactor
Oppervlakte
hoeveel keer is het figuur vergroot?
De vergrotingsfactor in het kwadraat (²)

Slide 16 - Slide

Vergrotingsfactor
Oppervlakte
Inhoud
hoeveel keer is het figuur vergroot?
De vergrotingsfactor in het kwadraat (²)
De vergrotingsfactor tot de macht 3 (³)

Slide 17 - Slide

Vergrotingsfactor
Oppervlakte
Inhoud
hoeveel keer is het figuur vergroot?
De vergrotingsfactor in het kwadraat (²)
De vergrotingsfactor tot de macht 3 (³)
Heb je gecheckt of je het  ² (oppervlakte) of ³(inhoud)  in je antwoord hebt gezet?

Slide 18 - Slide

H8.4 - Schaal

Slide 19 - Slide

Schaalmodel
  • Meestal is een schaalmodel een verkleining van het werkelijke object
  • In Madurodam zijn veel Nederlandse gebeouwen op schaal 1 : 25 nagemaakt
    Wat betekent dat?

Slide 20 - Slide

Schaalmodel
Als de schaal 1 : 25 is
  • en we moeten van het model (klein) naar het origineel (groot) = keer
  • en we moeten van groot naar klein = delen

Slide 21 - Slide

Oefening
Deze modelauto is gemaakt op schaal 1: 40.
De modelauto is 11,5 cm lang.
Bereken de lengte van de echt auto. 
  • 11,5 x 40 = 460 cm
  • de lengte van de auto is 4,6 m

Slide 22 - Slide

Oefening
Een schaalmodel van het gebouw 101 Taipei is 20 cm hoog.
Wat is de schaal van dit model?
  •  Gebouw 101 = 500m = 50000 cm
  • 50.000 : 20 = 2500
  • schaal is 1 : 2500

Slide 23 - Slide

Beeldscherm
Op een beeldscherm heb je niets aan een aanduiding als 1 : 50.000. 
De maker van de kaart kan namelijk niet weten hoe groot het beeldscherm is, waarmee de kaart bekeken wordt en welke instellingen het beeldscherm heeft. Wat op de ene monitor 1 cm groot is, is op een andere misschien wel 3 cm groot. 

Daarom zie je bij plattegronden op internet vaak een schaallijn die aangeeft hoe groot de afstanden in werkelijkheid zijn. De grootte van het beeldscherm doet er dan niet toe. 
Als je in- of uitzoomt, veranderen de waarden bij de schaallijn. 
Probeer maar eens met Google Maps.

Slide 24 - Slide

Schaallijn
Op veel kaarten staan schaallijnen.
 Met een schaallijn kun je de werkelijke afstand op kaarten bepalen.
 


Bij deze schaallijn staat 10 km. Iets wat op de kaart net zo lang is als de schaallijn, is dus in werkelijkheid 10 km lang.
De schaallijn is in 4 stukjes verdeeld. Ieder stukje is dus 2,5 km.

Slide 25 - Slide

Schaal en schaallijn
S
Deze schaallijn is 5 cm lang. 
Welke schaal hoort hierbij?

Eerst omrekenen naar cm: 50 km = 500 000 cm
Hoeveel cm is 1 cm in werkelijkheid?  500 000 : 5 = 100 000

Schaal 1 : 100 000

Slide 26 - Slide

Tekenen op schaal
Als je iets op schaal tekent, dan deel je alle afmetingen in de werkelijkheid door de gegeven schaal.

Voorbeeld
Mijn bureaublad  is 160 cm lang en 90 cm breed.
Ik teken het blad na op schaal 1 : 20
De maten op de tekening zijn:
lengte = 160 : 20 = 8 cm    en     diepte = 90 : 20 = 4,5 cm

Slide 27 - Slide


Stel dat de schaallijn hiernaast 8 cm lang is. Welke schaal is dan gebruikt?
A
1 : 2,5
B
1 : 25
C
1 : 1600
D
1 : 2500

Slide 28 - Quiz

Uitleg:


  1. Eerst gelijke maten maken, dus 200m omrekenen in cm:        200m x 100 = 20 000 cm.  
  2. Dan 20 000 : 8 = 2 500
  3. Dus is de schaal:  1  :  2500

Slide 29 - Slide