Projectleren NuCo klas 2, les 2: wie ben ik?

• Middelbare school
• vmbo
• Leerjaar 1

Projectleren

Deze les gaat over jezelf.

Wie ben ik?

Deze les gaat over jezelf leren kennen. 

wie ben jij?

wat zeg je over jezelf?

Waar ben je goed in?

Wat vind je leuk?

Wat zijn jouw kwaliteiten?

Ken jezelf……

Kun jij de volgende vragen vlot beantwoorden? 

Ga in een kring staan

Als je de bal of het voorwerp toegeworpen krijgt beantwoord je de vraag die de docent heeft gesteld.

Wie ben je?

Wat vind je belangrijk?

Waarom vind je dat belangrijk?

Wat vind je leuk om te doen?

Waar krijg je energie van of waar word je blij van?

Wat zijn je interesses?

Wat zou je heel graag willen leren?

Hoe leer jij makkelijk?

Hoe belangrijk is het wat anderen van jou vinden?

Waar ben je goed in?

Waar ben je minder goed in?

Waar ben je trots op?

Ga weer zitten

Dit was één manier van voorstellen....

Je hebt nu wat meer over jezelf verteld. Daarbij heb je ook naar de antwoorden van anderen geluisterd. Wellicht herkende je jezelf in antwoorden van anderen, of hebben enkele antwoorden jou verwonderd. 

Je krijgt nu een video te zien;

Dit is ook een manier om jezelf voor te stellen.

Let goed op, straks krijg je een paar vragen.

Stelling:
Maxime heeft zichzelf zo goed voorgesteld.

1. eens
2. oneens
3. Ik had het heel anders gedaan

laat leerlingen die C antwoorden dit ook toelichten? Als je op t antwoord klikt, kun je zien wie dit antwoord gekozen hebben,

Welke ingrediënten zitten er in jouw taart? Noem er 3.

Leg uit wat de ingrediënten over jou zeggen.

Als je jezelf goed kent, weet je beter wat je wilt, hoe je dat wilt en wat je hier zelf aan kan doen.

Waar

Niet Waar.

Ik vind dat ik mezelf goed ken!
(hoe weet je dat?)

Ik denk dat ik erg goed ben in:

Ik denk dat ik het wel kan....

Creatief?

Sterk???

Moedig???

Allemaal kwaliteiten

Waarschijnlijk heb je bij de vorige vragen enkele van jouw kwaliteiten benoemd. En je hebt 3 kwaliteiten van Pipi gezien. Het leuke van kwaliteiten is dat anderen deze ook bij jou kunnen zien, en misschien zien zij wel veel meer kwaliteiten bij jou. Dit gaan we in de klas nu uitzoeken.

We gaan verder met het kwaliteitenspel.

Let goed op.

Je hebt het kwaliteiten spel vast al eens eerder gedaan. 

Dat geeft niet, want ook hierin kun je groeien, leren en veranderen. Vandaag nemen we jouw kwaliteiten nog eens onder de loep.

Aan de slag!

Maak groepen op de aanwijzingen van de docent.

Iedere groep heeft kaarten met kwaliteiten erop. Leg deze open voor jullie op tafel.

ONTDEK: Neem allemaal even de tijd om te lezen welke kwaliteiten er zijn.

Leg de kaartjes die jullie niet begrijpen apart.

Wat betekent dit?

Sportief kan iedereen wel uitleggen, welke kwaliteiten hebben jullie apart gelegd?

Is er iemand in de klas die deze kwaliteit wel kan uitleggen?

We bespreken de onduidelijke kwaliteiten.

Zijn nu alle kwaliteiten duidelijk?

Zoek 1 kwaliteit uit:

Kwaliteitenspel: stap 1

• We spelen het kwaliteitenspel
  
• Pak een kwaliteitkaartje van de stapel
  
• Leg kort en snel uit wat de kwaliteit voor jou betekent
  
• Is dit een kwaliteit die bij jou past? Of denk je dat de kwaliteit beter bij iemand anders in jouw groepje past.
• Leg altijd uit waarom deze kwaliteit bij jou of iemand anders past.
  

Jouw top 3

Kwaliteitenspel stap 2

• Leg de kaartjes in het midden neer
  
• Iedereen neemt drie kaartjes van de stapel
• De jongste begint en trekt 1 nieuwe kwaliteit van de stapel
  
• Tijdens je beurt mag je zelf kiezen welke kwaliteiten je het beste bij jezelf vindt passen ( max drie). 
• kwaliteiten die je bij een ander vindt passen geef je aan bij wie het beste past.
  
• Vertel waarom je denkt dat die kwaliteit bij de ander past.
  

Dat ik …. ben, was erg handig toen…..

Kwaliteitenspel stap 3

• Noteer jouw drie kwaliteiten op je werkblad.
  
• Noteer bij elke kwaliteit voorbeelden uit jouw leven waarom/waarin deze kwaliteit handig was.
  

Bijna klaar....

• Wat heb je geleerd over jouw eigen kwaliteiten?
  
• Wat is je vandaag opgevallen?
  
• Heb je nog vragen?
  
• Noteer je bevindingen in je schrift/logboek.

Plak je werkblad in je schrift.

laat je logboek aan de docent zien.