This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Doe oortjes in
en bekijk het volgende filmpje!
de-woorden: verwijs met deze of die
het-woorden: verwijs met dit of dat
vrouwelijke woorden: verwijs met zij of haar
mannelijke woorden: verwijs met hij of zijn
onzijdige woorden: verwijs met het of zijn