Het Onderwerp en werkwoordelijk gezegde





Zinsontleding



Grammatica


Nederlands: over het onderwerp
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson





Zinsontleding



Grammatica


Nederlands: over het onderwerp

Slide 1 - Slide

Onderwerp
Zinnen bestaan uit zinsdelen. 

Het onderwerp (ow) is ook een zinsdeel.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Leg nu in je eigen woorden uit wat het onderwerp is

Slide 4 - Open question

Onderwerp
  1. Zoek de persoonsvorm
  2. Vraag: wie of wat + persoonsvorm
  3. Het antwoord op die vraag is het onderwerp

Bekijk de video:
Maak opdracht  
2, 3 en 4 
bladzijde 29
Onderwerp en persoonsvorm

Slide 5 - Slide

Opdracht 2 

1 Vaak / verslindt / een hamstermoeder / een aantal jongen uit haar nest. 
ow = een hamstermoeder 

2 Liggen / de tropen / tussen de Kreeftskeerkring en de Steenbokskeerkring? 
ow = de tropen 

3 Honden / kunnen / anders dan katten / behoorlijk grijs / worden / op hun oude dag. 
ow = Honden 

4 Wil / een groep studenten uit Heerlen / met een 3D-printer / een auto / produceren? 
ow = een groep studenten uit Heerlen 

5 Doorgaans / worden / de jongste kuikens van een zeearend / door hun oudere broers en zussen / uit het nest / gegooid. 
ow = de jongste kuikens van een zeearend 

6 Cabaretier Jochem Myjer / kan / heel wat bekende Nederlanders / imiteren. 
ow = Cabaretier Jochem Myjer 
 

Slide 6 - Slide

Opdracht 3  

1 Schaatsers / rijden / met klapschaatsen / per ronde / tienden van seconden (/) sneller.  
ow = Schaatsers  

2 Op zoek naar eten / breken / beren / vaak / auto’s en caravans / open.  
ow = beren  

3 Volgens milieutechnici / kun / je / met een zuinige douchekop / veel water / besparen.  
ow = je  

4 Zijn / de aardpolen / anders dan miljoenen jaren geleden / nu / permanent (/) bevroren?  
ow = de aardpolen  

5 Bij Body Worlds / worden / geprepareerde menselijke lichamen / getoond.   
ow = geprepareerde menselijke lichamen  

6 Welk woord / zou / in het Nederlands / het meest / gebruikt worden?  
ow = Welk woord  

Slide 7 - Slide

Extra oefenen

Maak opdracht 6 en 7
Bladzijde 249 en 250


Slide 8 - Slide

Opdracht 6 
1 Een aardige leraar 
2 de woorden explosie en applaus 
3 de finale 
4 Joris 
5 De brandweerlieden 
5 een klein jongetje 
 
Opdracht 7 
1 het gebouw (enk) 
2 Makers van een glossy (meerv) 
3 de aardappelsoort bintje (enk) 
4 de bliksem (enk) 
5 een lange rij populieren (enk) 
6 mensen (meerv) 

Slide 9 - Slide

Hoe heet het belangrijkste werkwoord in een zin?
A
doewoord
B
persoonsvorm
C
onderwerp
D
lidwoord

Slide 10 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
'Kees is vandaag tot 14:05 naar school geweest.'
A
vandaag
B
school
C
is
D
geweest

Slide 11 - Quiz

Er zijn drie manieren om de persoonsvorm te vinden, welke is NIET juist?
A
Vraagzin van maken
B
Tijd veranderen
C
Voorste woord kiezen
D
Hoeveelheid veranderen

Slide 12 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
'Hebben jullie je huiswerk gemaakt voor vandaag?'
A
gemaakt
B
hebben
C
huiswerk
D
vandaag

Slide 13 - Quiz

Wat is een persoonsvorm altijd voor een woord?
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Werkwoord

Slide 14 - Quiz

Aan de slag!
Maak opdracht ---, bladzijde ---


Slide 15 - Slide

Het werkwoord...
...drukt een handeling, een situatie of een gebeurtenis uit.

- Het hele werkwoord heet ook wel infinitief.

Een werkwoord kun je aanpassen:
- aan de persoon die iets doet;
- aan de tijd. 
Dit noem je vervoegen. 

Slide 16 - Slide