VERWIJSWOORDEN DIE
VOORNAAMWOORD ZIJN
Persoonlijke voornaamwoorden: hij, wij, ons, me, je, hen, hun...
Maria en ik gaan dit jaar hard leren. Wij willen overgaan.
Aanwijzende voornaamwoorden: die, dit, dat, zo'n, diegene, datgene ....
Joris is altijd degene die het laatste koekje pakt.
Bezittelijke voornaamwoorden: haar, zijn, jouw, mijn...
De kat is altijd bang dat zijn eten wordt gepikt.
VERWIJSWOORDEN DIE BIJWOORD ZIJN
Bijvoorbeeld: hier, daar, toen, erover, daarvan...
Ik zal nooit kikkerdril eten. Daar gruw ik echt van.
EEN ZELFSTANDIG NAAMWOORD kan ook verwijzen naar een persoon of een ding.
Bijvoorbeeld: Johan Cruyff won met Ajax de Europacup II. De voetballer heeft nog twee keer de Europacup gewonnen.