Aan het einde van de les kan ik een budgetlijn tekenen, aflezen en aanpassen aan veranderingen.
Slide 3 - Slide
Huiswerk bespreken
1.2
Slide 4 - Slide
1.2 Wat doe je met je (zak) geld?
Van je zakgeld kan je niet alles kopen wat je maar wilt, je moet keuzes maken. Als je van je zakgeld appels koopt kan je van dat geld geen wortels meer kopen.
Hoe jij met je zakgeld omgaat is afhankelijk van verschillende factoren. Bijvoorbeeld de inflatie en hoeveel zicht jij op je zakgeld hebt.
Slide 5 - Slide
1.2 Wat doe je met je (zak) geld?
Een budgetlijn geeft alle mogelijke combinaties die iemand met zijn inkomen (budget) kan aanschaffen en wordt getekend in een grafiek.
Slide 6 - Slide
1.2 Wat doe je met je (zak) geld?
Stel:
Je krijgt €17 zakgeld in de maand. Een appel kost €0,85. Een zakje wortels kost €1,00.
Van je zakgeld kan je (17÷ 0,85=) 20 appels in de maand kopen en (17÷1=) 17 zakjes wortels.
Slide 7 - Slide
Maken
Wat? Maken opdracht 1.9
Waar? In je boek op pagina 10
Hoelang? 10 minuten de tijd
Eerder klaar? Maken opdracht 1.7
Vragen? Vraag eerst de genen naast je, komen jullie er niet uit steek dan je hand op.
Let op! We werken in stilte
timer
10:00
Slide 8 - Slide
Antwoorden 1.9
Slide 9 - Slide
1.2 Wat doe je met je (zak) geld?
Begroting: Een overzicht van alle inkomsten en uitgaven die je verwacht te hebben voor een periode.
Kasboek: In een kasboek noteer je overzichtelijk alle uitgave die je in een bepaalde periode doet.
Sluitende begroting: Als de geschatte ontvangsten gelijk zijn aan de geschatte uitgave.